Stel je voor dat je een katholieke mis bijwoont in een achttiende-eeuwse schuilkerk: de priester staat met de rug naar de gelovigen voor het altaar en is gekleed in een zijden misgewaad.
Het kaarslicht reflecteert in de gouden en zilveren draden waarmee de stof is versierd (afb. 1). Het ceremoniële gewaad ademt een sfeer van waardigheid, maar onmiskenbaar ook van rijkdom en luxe. Waarschijnlijk valt je op dat het fleurige dessin van de stof niet zou misstaan in de galajapon van een adellijke en vermogende dame uit die tijd.
Het blijkt inderdaad geen onrealistische gedachte dat de zijden stof van het priestergewaad eerder over een dansvloer heeft gezwierd, maar dan als robe à la française. Hoe kon deze transformatie van wereldlijke kleding naar sacraal gewaad vorm krijgen? Of met andere woorden: hoe werd ‘aardse stof tot hemels lof’?
Ceremoniële gewaden hebben een belangrijke functie in de katholieke eredienst. Deze zogenaamde paramenten verheffen de rituele handeling boven het alledaagse en verlenen de priester een waardigheid die past bij zijn rol als intermediair tussen God en de gelovigen, zoals hieronder te zien is.
Al vanaf het begin van de katholieke kerk, ruim 2000 jaar geleden, zijn de vorm en het uiterlijk van liturgische gewaden gestaag veranderd zonder dat je kunt spreken van modewisselingen, zoals gepresenteerd wordt in het YouTube-filmpje van het Textilmuseum in St. Gallen. De veranderingen gingen zeer geleidelijk en het is opvallend en veelzeggend dat ze plaatsvonden in de hele katholieke wereld. Als groot textielliefhebber raakte ik geïnteresseerd in de stijlveranderingen vanwege de vaak prachtige uitvoering van de gewaden en hun versieringen.[1]
Het was me opgevallen dat de Franse modestoffen die zo kenmerkend zijn voor achttiende-eeuwse wereldlijke kleding zoals de robe à la française en de robe à l'anglaise ook voor paramenten werden gebruikt. Dat was een nieuw fenomeen, omdat misgewaden uit eerdere tijden hun faam hadden verworven dankzij het (religieus) borduurwerk (afb.2).
In de achttiende eeuw, echter, bepaalden de fraaie bloemrijke dessins van de Franse zijde het priestergewaad. Dit gebeurde eveneens bij de kleding van de vermogende elite op de dansvloer en bij andere sociale evenementen waar deze mensen zich graag lieten zien. Was hier sprake van een nieuwe kerkelijke mode? Zo ja, wie of wat had die in gang gezet?
Mode en kerkelijke gewaden zijn voor veel mensen twee afzonderlijke grootheden die weinig met elkaar gemeen hebben. Mode staat voor vluchtige en veranderlijke waarden, de kerk daarentegen voor traditie en ceremonie.
Toch komt het wel voor dat beiden met elkaar in verband worden gebracht, al is het niet door de kerk zelf. Een aantal jaar geleden, om precies te zijn in 2015, was er in Museum Catharijneconvent een tentoonstelling met de sprekende titel 'Hemelse mode rond het altaar'.
De tentoonstelling ging over het paramentenatelier Stadelmaier. Het atelier, dat tussen 1930 en 2004 in Nijmegen gevestigd was, was gespecialiseerd in kerkelijk kunsthandwerk. Het had al sinds de jaren ’50 naam en faam verworven vanwege de kunstzinnige kwaliteit van zijn producten. Maar de connectie met moderniteit en mode werd pas in de jaren ’80 gelegd nadat een vernieuwend priestergewaad was gelanceerd (afb.3).[2]
De vraag kwam bij me op of het modieuze aspect in voorgaande eeuwen wellicht vaker een rol heeft gespeeld bij de vormgeving van priestergewaden. De zijden modestoffen die tot chique paramenten waren verwerkt, zouden wel eens een interessant uitgangspunt kunnen bieden om dit te onderzoeken, omdat de zijdenstoffen-industrie booming business was in de 18e eeuw.
Er zijn twee zaken die liefhebbers van textiel direct zullen opmerken bij achttiende-eeuwse misgewaden. Ten eerste zijn de stoffen zoals hierboven al werd opgemerkt gelijk aan de zijden stoffen die voor wereldlijke kleding werden gebruikt. En ten tweede zijn sporen in de misgewaden aanwezig die wijzen op hergebruikte stof (naaisporen en stofvouwen op plaatsen die niet overeenkomen met de constructie van het gewaad).
De naaisporen zijn niet te herleiden tot reparaties of slijtage van het misgewaad zelf, zoals je zou verwachten. In de meeste achttiende-eeuwse paramenten in kerkelijke en museale collecties kwam ik deze hergebruiksporen tegen (afb.4). In Nederlandse kerken wordt nog een honderdtal van deze gewaden van achttiende-eeuwse stoffen bewaard en er bevinden zich enkele tientallen in Nederlandse musea zoals in het Museum Catharijneconvent, het Breda’s Museum en het Rijksmuseum in Amsterdam, zoals hieronder te zien is.
Ik vond het opvallend dat de stof van gedragen kleding voor misgewaden is gebruikt, omdat deze gewaden immers dienden om de liturgische ruimte voor het Huis van God zo fraai mogelijk aan te kleden. Waarom werden er bijvoorbeeld geen nieuwe stoffen gebruikt, waren die soms te duur? Wie schonken de kleding? Werd de kleding wellicht met een specifiek doel geschonken?
Maar de vraag die mij het meeste intrigeerde was of de geestelijkheid geen bezwaar maakte tegen het dragen van gewaden waarvan de stof ooit het vrouwenlichaam had bekleed.
Het hergebruik van seculiere kleding in een kerkelijke context is geen onbekend gegeven. Er zijn sinds de Middeleeuwen verschillende voorbeelden van gedragen kledingschenkingen aan kerken. Het schenken van kleding paste bij een feodale wereld waarbij de adel zijn macht en relaties bestendigde door middel van rijke kledingschenkingen. Het was de vraag of deze traditie in de achttiende eeuw was getransformeerd tot een nieuw gebruik met een andere betekenis.
In het onderzoek waarop ik op 5 maart aanstaande aan de Universiteit van Amsterdam verwacht te promoveren, ontrafel ik het verhaal achter het fenomeen kledingschenkingen aan de katholieke kerk in de achttiende eeuw. Ik heb onderzocht wie de schenkers waren, en hoe de kleding die geschonken werd er uit heeft gezien. Mijn onderzoek voerde me langs schuilkerken, de representatieve kleding van de elite, knippatronen en kleermakers, de waarde en betekenis van schenken in het algemeen, en de zeggingskracht van kleding.
Maar bovenal trof ik vermogende katholieke burgeressen en adellijke dames aan die hun mooiste japon aan de kerk schonken om er paramenten van te laten maken. Uiteindelijk heb ik van een handjevol misgewaden kunnen ontrafelen uit welke japon de stoffen afkomstig waren, en door wie deze ooit werden gedragen. Maar wellicht de meest verrassende uitkomst van mijn onderzoek was de reden waarom deze vrouwen hun zijden japon aan de kerk schonken. Daarover hoop ik in een andere blog verder te schrijven.
Geïnteresseerd in meer? Lees ook het boek 'Van Aardse Stof tot Hemels Lof', te koop bij uitgeverij Verloren in Hilversum.
[1] Een prachtig naslagwerk van 150 jaar kerkelijke gewaadkunst in Nederland is het boek Goud, zilver & zijde van Marike van Roon, uitgegeven in 2010 bij de Walburg Pers in Zutphen.
[2] De tentoonstelling in het Museum Catharijneconvent werd gehouden van 10 april tot 16 augustus 2015. Er verscheen een kleine catalogus waaraan deze gegevens zijn ontleend.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie