Modemuze doet verslag van de laatste Modemuze Meet Up 'Restauratoren uit de mode'. Floor van der Plas, textielrestaurator, en Rosalie Sloof, kunsthistorica en mounting specialist, vertelden over hun vakgebieden aan de hand van de voorbereidingen voor de tentoonstelling Uit de Mode.
Het Centraal Museum Utrecht en Modemuze organiseerden samen vier Meet Ups als verdiepingsprogramma bij de tentoonstelling Uit de Mode. De inloopkast van het museum. Elke editie werd dieper ingegaan op één van de vier thema's in de tentoonstelling: de maker, de drager, de restaurator en de visionair.
Na een korte inleiding van conservator mode en kostuum van het Centraal Museum Ninke Bloemberg, neemt Floor van der Plas het woord en begint met een introductie. Wat doet een textielrestaurator eigenlijk? Een textielrestaurator restaureert beschadigd textiel en zorgt dat verder verval wordt verhinderd of vertraagd, zodat het textiel zo lang mogelijk kan worden bewaard. Belangrijk onderzoek naar materiaal, conditie en leeftijd van het textiel wordt ook vaak door een restaurator gedaan. "Het gekke is, als ik mijn werk goed doe ziet niemand het. Het is daarom van belang om de kennis te blijven delen en te laten zien hoe belangrijk en onmisbaar textielrestauratoren zijn." (Floor van der Plas in een eerder interview met Modemuze)
Voorafgaand aan de opening van een (mode)tentoonstelling wordt er achter de schermen veel werk verricht. "Een goede voorbereiding is van groot belang. Samen met de conservator maken we een selectie: wat wil je tentoonstellen, wat is de staat of conditie waarin de objecten zich bevinden en welke opstelmethode hanteer je?", vertelt Van der Plas.
Voor de tentoonstelling Uit de Mode hebben Van der Plas en Sloof het mode- en kostuumdepot van het Centraal Museum doorgenomen en hebben voor elk object een opsteladvies samengesteld. Naast de algemene informatie, werd in dit advies ook de conditie en de opstelmethode beschreven. "Het kostte veel tijd, maar daarna was een goede keuze te maken van welke stukken tentoongesteld zouden worden. En dan begint het eigenlijk pas..."
"Kleding heeft van zichzelf geen vaste vorm. Onderkleding en vulmateriaal, zoals fiberfill, is daarom van groot belang om het juiste volume te krijgen." Het Centraal Museum heeft een voorraad onderrokken, paniers, 'hulpstukken' en replicacrinolines die voor de tentoonstelling allemaal werden bekeken. Lijstjes werden opgesteld met de benodigde onderkleding; enerzijds met wat al in het depot aanwezig was en anderzijds welke onderdelen er nog nieuw gemaakt moesten worden.
"Silhouetten veranderen door de tijd. Het is daarom niet mogelijk om een japon van 1750 op een paspop van bijvoorbeeld 100 jaar later te plaatsen.", vertelt Van der Plas. Het Kyoto Costume Institute heeft onderzoek gedaan naar de gemiddelde afmetingen van vrouwen- en mannenlichamen en de resultaten omgezet in speciale mannequins voor de 18de eeuw, de periode rond 1800, de 19de eeuw en de periode rond 1900.
"Deze mannequins zijn een goed begin, maar net zoals vandaag de dag verschilt de pasvorm ook per persoon en zal dus iedere japon net iets anders zijn. Enige aanpassingen van paspoppen blijven noodzakelijk en soms komt daar zelfs de zaag aan te pas..."
"Als alle mannequins klaar staan en de juiste onderkleding is verzameld, kan het aankleden beginnen. Als het goed is, zal de bezoeker van de tentoonstelling nooit weten wat voor restauraties, zagen en lagen aan onderkleding en vulmateriaal er aan de presentatie van de japonnen voorafging.", aldus Van der Plas.
Na Floor van der Plas kwam kunsthistorica Rosalie Sloof aan het woord. Zij heeft een historische blik op de verschillende silhouetten en dat komt goed van pas bij haar mannequinagewerk, ofwel het opstellen en ondersteunen van de kostuums op de gekozen figuren. Sloof onthult een deel van haar werkzaamheden en dilemma's in de voorbereidingen voor Uit de Mode.
Een groot dilemma was de wens om een galajapon uit de Empireperiode nog één keer tentoon te stellen voor het publiek. De jurk die gedateerd kan worden tussen 1807 en 1810 is een topstuk uit de collectie van het Centraal Museum en is waarschijnlijk gedragen aan het Amsterdamse hof van koning Lodewijk Napoleon.
"Hoewel het stuk zeer fragiel is, hebben we toch gekozen om de jurk nog één keer in haar volle glorie aan het publiek te tonen. Door de japon op een mannequin te plaatsen konden nog niet bestaande kleurenfoto's gemaakt worden. Daarbij kon er meer informatie over de jurk worden verzameld", vertelt Sloof. De japon ligt inmiddels weer veilig in een doos in het depot en hoewel er misschien een paar gouden pailletten verloren zijn gegaan, heeft deze bijzondere japon drie maanden kunnen stralen in de tentoonstelling en hebben vele bezoekers ervan kunnen genieten.
Voor een Brusselse japon van de Nederlandse hofdame van koningin Emma, Barones Elise van Ittersum (1851-1936), is een andere keuze gemaakt. "De japon uit ca. 1892 was te fragiel om hem op een mannequin te plaatsen, maar we wilden de jurk wel graag in de tentoonstelling opnemen", benadrukt Sloof. Als oplossing werd de jurk liggend in een vitrine tentoongesteld, zodat de verzwaarde zijde niet verder zal scheuren en de bezoekers toch de mooie japon en fonkelende decoratie van bloemranken en strikken in gouddraad konden bewonderen.
"Het opstellen van kostuums is een vak apart. Niet iedereen realiseert zich hoe lang je bezig kunt zijn met een japon. Het duurt vaak meer dan een dag, zeker als je daar de voorbereiding nog bij telt. Je wilt tot het uiterste gaan voor een mooi silhouet en kunt vaak niet 'even' naar de winkel om een kant-en-klare etalagefigueer met de juiste maten en precies passende onderkleding te kopen. Je moet alles zelf passend maken, het luistert zeer nauw en elk object is een ander verhaal."
"Men denkt vaak dat moderne en hedendaagse objecten makkelijk zijn om tentoon te stellen, maar soms valt dat behoorlijk tegen. Gelukkig zijn er foto's of kan de ontwerper zelf advies geven, wat natuurlijk niet het geval is bij historische kostuums", zegt Sloof. Ze vertelt dat de Tuschinsky-jurk van Fong Leng bijna achterstevoren op de paspop zat, maar door foto's van Mathilde Willink in de jurk is Sloof tot een ander inzicht gekomen. Zo waren foto's ook een uitkomst voor een katoenen jurk van Klavers van Engelen uit 2003. In plaats van netjes gestreken, was het de bedoeling dat de jurk 'in de kreukels' en als blouse werd gedragen.
De Meet Up werd afgesloten met een blik op de toekomst. "Textielrestauratie blijft een never ending story, want ook hedendaagse mode is niet eenvoudig te bewaren voor de volgende generaties. Hoe moet dat bijvoorbeeld met de 3D-geprinte objecten van Iris van Herpen?", vraagt Sloof zich af. Conservator Bloemberg vult aan: "Ik vroeg het bureau van Iris van Herpen hoe lang de objecten goed zouden blijven. Het antwoord was interessant: Oh, heel erg lang. Wel tien jaar."
De afbeeldingen (behalve afb. 10) komen uit de presentatie van Floor van der Plas en Rosalie Sloof, waarvoor veel dank.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie