Verkleuringen bij een zwarte damesjas

1
7 februari 2016
Zelfstandig textielrestaurator

Voor het optimaal behouden en behandelen van textiele objecten is het van belang te weten met wat voor problemen een object kampt. Niet altijd is duidelijk waarom textiel in conditie achteruit gaat. Als de oorzaak van schade niet is vast te stellen, kan er ook geen strategie worden bedacht om het vervalproces te stoppen of te vertragen.

Onderzoek naar degradatieprocessen is daarom waardevol. Een veelvoorkomend probleem is bijvoorbeeld het verkleuren van textiel. Over het algemeen zijn kleurveranderingen in textiel onomkeerbaar, maar informatie over gaande processen kunnen bijdragen aan het verder behouden, conserveren en restaureren van dergelijke objecten.

Verkleuring 

Met deze insteek is onderzoek gedaan naar een halfzijden zwarte damesjas, aanvankelijk gedateerd tussen 1890-1900, uit de collectie van het Amsterdam Museum (KA14322). De panden, kraag en mouwen van deze jas zijn versierd met gevlochten koorden (passementen). Deze zijn echter op de meeste plaatsen van zwart naar bruin verkleurd (afb. 2 en 3). Dit is een probleem dat wel vaker wordt waargenomen in zwarte stoffen uit deze periode. In veel gevallen wordt niet alleen het originele uiterlijk van het kostuum verstoord, maar gaat de verkleuring gepaard met andere complicaties zoals het verzwakken van de vezels.

Links: zwart pand met bruin geworden passement. Rechts: vergroting van het bruin geworden passement, HIROX, vergroting x 35

Visueel onderzoek

Om de oorzaak te bepalen van de kleurverandering in deze specifieke jas, is een onderzoek opgezet. De eerste stap van dit onderzoek was het in kaart brengen van het kostuum zelf. Het belang van visueel onderzoek (observaties met het oog en met een microscoop) is onder andere het vaststellen waar de verkleuringen wel en niet hebben plaatsgevonden en beschrijven wat er nog meer opvalt. Zo leken zowel de passementen als de panden waarop de passementen zijn bevestigd, van zwartgeverfde zijde te zijn. Opmerkelijk is het grote verschil in conditie: daar waar de panden nog soepel en diep zwart zijn, zijn de passementen grotendeels (maar niet overal!) bruin geworden. Daarnaast is vastgesteld dat de bruin geworden vezels zwak en breekbaar zijn geworden.

Links: de zwarte passementvezels; Rechts: de verkleurde passementvezels; viscose, x100 100nm, Ineke Joosten (RCE)

Hoewel visueel onderzoek vaak meer vragen dan antwoorden oplevert, heeft het een richting aan het onderzoek gegeven. Het verschil in conditie tussen de panden en de passementen is zo anders, dat de focus van het onderzoek lag bij de vraag of het aanwezige materiaal (de verfstoffen, het vezelmateriaal of de relatie daartussen) mogelijk verantwoordelijk is geweest voor de kleurverandering. Elke vezel (katoen, zijde, linnen, etc.) heeft andere eigenschappen en degradatieprocessen en elke kleurstof waarmee de vezel is geverfd heeft een eigen chemische samenstelling. Het is dus mogelijk dat de combinatie van gebruikte materialen een verschil in degradatie heeft veroorzaakt. Dit wil niet zeggen dat factoren als licht en vuil niet van invloed geweest kunnen zijn, maar de beschikbare onderzoekstijd was in dit geval niet voldoende om alle mogelijke schadefactoren te onderzoeken.

Natuurwetenschappelijke analyses

In eerste instantie is gekeken naar waar de panden en passementen van gemaakt zijn en waarmee ze gekleurd zijn. Om hier achter te komen is de hulp ingeroepen van verschillende medewerkers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), zodat verschillende natuurwetenschappelijke analyses konden worden uitgevoerd. Zo is vastgesteld, met Scanning Electronen Microscopie met Energie Dispersive Röntgenanalyse (SEM-EDX; door Dr. Ineke Joosten) en Fourier Transform Infrarood Spectrometrie (FTIR; door Ing. Suzan de Groot), dat de panden van de jas zijn gemaakt van zijde en dat de passementen zijn gemaakt van het halfsynthetische viscose.

Dit laatste kwam als een verassing daar het er met het blote oog uitzag als zijde. Daarnaast is Hoge Prestatie Vloeistof Chromatografie (HPLC; door Prof. Dr. Ing. Maarten van Bommel) gebruikt om de kleurstoffen te identificeren (afb. 5). Er is in dit geval alleen geconstateerd dat de panden en passementen met verschillende vroeg-synthetische kleurstoffen gekleurd zijn, maar niet om welke kleurstoffen het precies gaat. Ook deze vondst was tegen de verwachtingen in, aangezien gedacht werd aan een ijzergallus-kleurstof (een veel gebruikte zwarte kleurstof).

Kleurstof analyse met HPLC

Dit betekent dat de passementen en panden van verschillende materialen zijn gemaakt en gekleurd zijn met verschillende kleurstoffen. Dat niet alleen, ook blijkt dat de passementen van één van de eerste synthetische vezels zijn gemaakt, gekleurd met verschillende vroeg-synthetische kleurstoffen (1856-1900). Omdat de meeste nieuwe producten in hun ontwikkeling weleens problemen ondervinden, is het van belang de ontstaansgeschiedenis van deze producten te onderzoeken.

Ontstaan van viscose als het nieuwe (kunst)zijde

Dit kan door de resultaten van de analyses te koppelen aan literatuuronderzoek. Een voorbeeld hiervan is het literatuuronderzoek naar aanleiding van de vondst van viscose. Viscose werd oorspronkelijk ontwikkeld als goedkope vervanging van zijde en werd daarom ook wel kunstzijde genoemd. Het is dus niet gek dat het materiaal oogt als zijde. Uit de literatuur is daarnaast duidelijk geworden dat, hoewel viscose als vloeistof al in 1892 werd ontwikkeld, het tot 1897 duurde voordat men de eerste viscosedraden kon spinnen. Dit materiaal was in dit stadium echter nog zeer zwak, waardoor de productie pas na 1910 goed op gang kwam.

Conclusies

Met deze kennis kunnen er twee conclusies worden getrokken. Ten eerste: de aanvankelijke datering van de jas, 1890-1900, moet worden aangepast (aangezien viscosegaren voor 1897 nog niet bestond, kunnen de passementen onmogelijk voor die datum zijn gemaakt). Ten tweede: de jas is vermoedelijk gemaakt in een periode waarin het viscoseproces nog niet voltooid was. Dit zou betekenen dat de viscosevezels van zichzelf vrij zwak zijn en een matige duurzaamheid hebben.

Het identificeren van de kleurstoffen is problematisch gebleken. Tussen 1856-1900 zijn vele vroeg-synthetische kleurstoffen ontwikkeld, hoewel die niet allemaal geschikt waren voor viscose. Zolang de chemische samenstelling en identiteit van de kleurstoffen niet bekend zijn, blijft het speculeren over wat de verkleuringen heeft veroorzaakt. Er kan nog niets worden gezegd over de stabiliteit en gevoeligheid van de gevonden kleurcomponenten.

Hoewel de hoofdvraag niet volledig beantwoord is, neemt het niet weg dat het onderzoek interessante informatie en nieuwe inzichten heeft opgeleverd die kunnen bijdragen aan toekomstig onderzoek. Juist het feit dat vastgesteld is dat er zowel een vroege vorm van viscose als vroeg-synthetische kleurstoffen aanwezig zijn, maakt het onderzoek fascinerend. Naar beide is tot op heden beperkt onderzoek gedaan. Het feit dat in meerdere collecties soortgelijke objecten, bijvoorbeeld onderstaand schaatsjasje uit het Gemeentemuseum, aanwezig zijn, geeft aan dat de onderzochte jas geen losstaand geval is.

Via Scripties online UvA is mijn eindscriptie met de titel 'Verkleuring van zwarte viscose, het tot bruin verkleuren van zwarte viscosepassementen op een zwartzijden jas uit 1897-1910' openbaar gemaakt.

Categorie: 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

22 feb 2016

Bedankt voor het interessante artikel! Ik heb in mijn bezit een wollen jas die qua passement erg lijkt op de foto van het schaatsjasje wat hierbij staat. Hierbij is precies hetzelfde te zien, de passementen zijn licht bruin verkleurd. Ik vermoed dat bij mijn jasje hetzelfde gebeurd is.

Reactie