Het is dit jaar 50 jaar geleden dat Hans Kemmink (1947) en Puck Kroon (1941) elkaar in Rotterdam ontmoeten. Vanaf dat moment gaan ze verder als Puck & Hans, zowel zakelijk als privé. Puck heeft opleidingen aan de Rotterdamse Snijschool en de Academie voor de Beeldende Kunsten achter de rug en ervaring in het modevak. Voor Hans is het totaal nieuw. Toch zijn ze samen dertig jaar lang succesvol met winkels in Den Haag (1967), Rotterdam (1971) en in Amsterdam (1974). Hun collecties kenmerken zich door de hoge kwaliteit, rijke materialen en vernieuwende kleding. Wat is hun verhaal?
Hoe zagen de eerste dagen eruit?
Hans: “We deden maar wat! Puck had wel een modeachtergrond, maar ik totaal niet. In het begin was het zo dat Puck focuste op de kleding en ik me vooral op het zakelijke deel richtte, later bedacht ik ook de concepten van de etalages en andere visuele uitingen.
Het runnen van een bedrijf op deze manier was nieuw voor ons. Er was toen geen support voor jonge ontwerpers zoals vandaag de dag. We hebben het allemaal zelf uitgevonden! In die eerste dagen hadden we natuurlijk niet zoveel geld dus soms konden we maar een enkel stuk maken. Maar al snel vonden de mensen ons en begon het te lopen.”
Jullie startte in een tijd waarin heel veel veranderde in de maatschappij maar ook in de mode. Het is voor het eerst dat de jeugd de mode bepaalt en zich afzet tegen de generatie van hun ouders qua stijl. Hoe speelden jullie daarop in?
Hans: “We deden met ze mee want wij hadden ook behoefte aan deze vernieuwing. Mode was heel zwaar in die tijd, heel degelijk.”
Puck: “Men droeg toen nog zondagse kleding en doordeweekse kleding. Hans: “Ja, je wilde je afzetten tegen dat burgerlijke.” Puck: “Iedereen zag er hetzelfde uit, men droeg een uniform en was bang voor de mening van de buren.” Hans: “Wij merkten het zelf ook, Puck had een broek voor mij gemaakt en dan zei mijn moeder gelijk: “Dat kan echt niet!”, het was in hun ogen veel te strak, te wijd of te kort etc. Puck: “Maar we hebben ons daaruit ontworsteld.” Hans: “En dat past ook bij de mode natuurlijk, het blijven vernieuwen. Dat was ook hetgeen wat ons dreef.”
Hoe kwamen jullie collecties tot stand, waar vonden jullie inspiratie?
Hans: “Inspiratie vonden we eigenlijk overal. Wij hebben nooit echt thematische collecties gemaakt. Niet zoals Yves Saint Laurent die na het zien van een Mondriaan expositie zijn gehele collectie op het werk van Mondriaan baseerde. Voor ons was de lol het creëren van 'het nieuwe'. Zo waren we in het begin best bohemien met exotische stoffen in de tijd van de flowerpower. En de jaren daarna hadden we de behoefte om veel simpeler en meer gestroomlijnd te werk te gaan. Niet meer de toeters en bellen van het begin.
Het merk Puck & Hans bestond dertig jaar lang. Hoe verklaren jullie dit succes?
Puck: “Onze kleren zijn tijdloos gebleken.” Hans: “Het werd toen als vooruitstrevend gekenmerkt. De reactie op onze nieuwe collecties was altijd afwachten. Elke keer weer het gevoel van 'oh god, willen de mensen het wel?' Puck: “Dat was altijd een heel spannend moment.” Hans: “Als we naar de mening van een klant vroegen werd er ook vaak geantwoord: ‘ja wel leuk maar heeft u die broek van vorig jaar niet meer?’ Dus op een gegeven moment hadden we wel door dat je ook juist die classics moest blijven maken.” Puck: “We vonden het ook belangrijk dat je de kleren onderling kon combineren.” Hans: “Het was door onze stijl mogelijk. Dat zal je straks ook zien in de expositie want dan wordt het duidelijk dat het combineren van collecties uit 1970 en 1980 prima kan. Het bijt elkaar niet.” Puck: “En nog steeds dragen mensen onze kleding.”
Hoe belangrijk waren de vele reizen die jullie maakten?
Hans: “Dat was heel belangrijk, zowel voor inspiratie maar ook voor de stoffen. We hebben uit India de meest fantastische stoffen gehaald die we bijvoorbeeld lieten borduren. Duurde maanden! Maar het was zo’n mooi materiaal.”
Ondanks dat jullie de hele wereld over hebben gereisd bedienden jullie eigenlijk alleen de Nederlandse markt – waarom?
Puck: “We konden niet meer aan dus dat was eigenlijk noodzaak. Het was zo intensief.” Hans: “Er waren in die tijd weinig Nederlandse ateliers meer waar je kleding kon laten maken. In het begin wilden we het assortiment veel breder maken met herenkleding en dergelijke maar de vrouwencollectie nam al zoveel tijd in beslag dat er geen tijd meer over was. Puck: “We wilden niet een enorm bedrijf worden. Het was ook in verhouding een kleine groep die onze smaak begreep en die wisten ons wel te vinden. Hans: “Men vond ons toen ook vrij duur. Maar alles was wel 'Made in Holland'. En dat wilden we ook, want we wilden de kwaliteit van onze kleding hoog houden, het moest er tiptop uitzien.”
Er waren winkels in Den Haag. Rotterdam en Amsterdam. Zagen jullie hierin ook een verschil in de klanten?
Hans: “Ja, we zijn in Den Haag begonnen en dat is een moeilijke stad. Rotterdam ook maar daar bereikte we wel de modefanaten. Onze klanten kochten daar de volledige looks. De Rotterdammers waren het meest fanatiek.” Puck: “In Amsterdam kwamen ze uit het hele land naar ons toe. Dat was meer een mix aan mensen.”
In de winkels verkochten jullie – vaak als eerste – de kleding van andere (jonge) ontwerpers zoals bijvoorbeeld Jean Paul Gaultier en de Japanse ontwerper Kansai Yamamoto. Hoe kwamen jullie bij deze innovatieve, maar vaak nog onbekende, ontwerpers?
Hans: “We bewonderde hun werk maar we gingen ook echt op zoek naar talent.
Puck: “Onze eigen kleding konden we maar in beperkte oplage maken dus we vulden onze winkel aan met kleding van ontwerpers wiens werk we mooi vonden. Het paste ook bij onze kleding, qua sfeer.” Hans: “Eigenlijk waren we onze tijd ver vooruit. Onze winkel was toen al een soort conceptstore. We wilden in onze winkel het beste van het beste aanbieden. Vaak waren we de eerste die deze merken verkochten en die exclusiviteit zochten we. Zo waren wij de eersten die het werk van Azzedine Alaïa buiten Parijs verkochten, maar ook het werk van Ossie Clark, Kenzo en Thierry Mugler hing bij ons.”
Bovengenoemde ontwerpers droegen bij aan het succes van de winkel, maar ook mensen als Frans Ankoné (stylist en werkte toen voor het Nederlandse modetijdschrift Avenue), model Linda Spierings en DJ’s als Eddy de Clerq deden de muziek voor de shows. Hoe belangrijk waren zij voor jullie succes?
Hans: “Je bent inderdaad niet in je eentje succesvol, dat doe je met elkaar. Frans Ankoné gebruikte ons werk veel voor het modetijdschrift Avenue en hielp ons vervolgens ook met de styling van onze shows. Puck: “We waren allemaal jong en kwamen elkaar tegen in het wereldje. Wanneer het klikte werkten we keer op keer samen.”
Deze shows, altijd op hele bijzondere locaties als De Nieuwe Kerk en Artis – waarom kozen jullie voor deze plekken?
Hans: “We gaven niet bij elke collectie een show, want shows zijn natuurlijk hartstikke duur, maar als we ze deden dan organiseerden we ze op bijzondere plekken. In de shows schuwden we het experiment niet. Voor de muziek kozen we vooruitstrevende DJ’s en voor de decors bedachten we spectaculaire dingen. Zo maakten we een watergordijn voor de show die we deden op het Westergasterrein (1993), in de Zuiveringshal.” Puck: “Nu is de gashouder de locatie van Fashion Week, maar toen was er nog niks.”
Hans: “In de Nieuwe Kerk (1984) waren we de eerste die er een modeshow mochten organiseren. Wij hadden er de eerste bruid, voor Maxima! Linda Spierings deed daar een fantastische performance in een bruidsjurk. Het was adembenemend mooi. Voor de show in het Vondelpark (1978) kregen we het voor elkaar om midden in het park een tent neer te zetten. Ik ben nog steeds verbaasd dat het gelukt is om daar een vergunning voor te krijgen. Ze hebben zelfs de fontein voor die avond aangezet – deze is eigenlijk de gehele winter uit – maar voor ons maakte de gemeente een uitzondering.
Jullie zijn in 1998 gestopt met het merk en ik heb begrepen dat jullie niet van terugblikken houden. Toch komt er deze zomer een overzichtstentoonstelling in het Amsterdam Museum. Waarom?
Puck: “Eerlijk gezegd zijn we daar voor gevraagd. Wij hebben zelf helemaal niks bewaard en we hebben daardoor geen eigen collectie. Maar we voelden aan dat veel van onze vaste klanten onze kleding zorgvuldig bewaard hebben dus dat we een heel eind zouden komen met het verzamelen van de kleding voor de expositie. Het is heel leuk om al die oude ontwerpen weer terug te zien.”
Wat vinden jullie belangrijk dat er terugkomt in de expo?
Hans: “We hebben al heel veel verzameld, maar we zouden heel graag nog de one-of-a-kind stukken willen terugzien die we hebben gemaakt voor de etalages in Amsterdam bijvoorbeeld. Maar ook de paillettenpakken uit onze Vondelpark show. Er blijft kleding binnenkomen dus wie weet!”
En inhoudelijk?
Hans: “Maarten Spruijt is de gastcurator en vormgever en daar hebben we alle vertrouwen in. Frans Ankoné denkt ook mee. De expositie is in thema’s ingedeeld die bedacht zijn door Maarten. Hij zal daarin dus ook niet een chronologisch verhaal vertellen maar de kledingstukken binnen het thema mixen. Meer als een stylist dus. We gaan het zien welke combi’s hij maakt, het wordt geweldig!
Wij bemoeien ons, behalve voor het inrichten van de speciale etalage, verder niet met de inhoudelijke kant. De etalage geeft ons de kans om nog één keer helemaal uit te pakken, net als vroeger. Men reed om, om onze etalage te bekijken!”
Als je meer wilt weten over het werk van Puck & Hans is het blog die Hans jarenlang heeft bijgehouden een mooi document met prachtige afbeeldingen.
Momenteel loop er een speciale crowdfunding actie om opnieuw een iconische etalage van Puck & Hans in het leven te roepen. Je kan via deze link een bijdrage leveren.
De tentoonstelling ‘Puck & Hans - couture locale’ was van 9 juni tot en met 3 september 2017 te zien in het Amsterdam Museum. Kijk voor meer informatie op www.amsterdammuseum.nl.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie