Met zulke prachtige, aaibare mofjes in de collectie van het Amsterdam Museum vergeet je bijna waar het bont vandaan komt. Totdat er eentje je opeens aankijkt, zoals de mof van zilvervos met glazen oogjes uit ca. 1960. De mof werd gedragen met een bijpassende dameshoed van zwart veloursvilt met opstaande rand van zilvervos. Hij werd verkocht en bewaard in een op maat gemaakte doos met op de deksel de opdruk ‘HARRY SCHELTENS’.
Aan de achterzijde van de mof zit een klein vakje met rits, waarin je je persoonlijke bezittingen kon opbergen. Een mof werd namelijk niet alleen gebruikt om je handen mee te warmen, maar diende ook als versiering en om spullen in mee te nemen. Zo laat een modeprent uit het Franse modetijdschrift Gazette du Bon Ton twee dames met nieuwe moffen voor de zomer zien. In de jaren 1920 was bont in de mode, voornamelijk in de winter, maar ook in de zomer. Bont werd gebruikt voor mantels, sjaals, moffen en garneringen. Moffen verschilden in vorm en grootte, en werden onder andere gemaakt van chinchilla, vos, hermelijn, bever en stinkdier. Het binnenwerk bestond meestal uit zijde, satijn of wol. Vele moffen werden fraai versierd met satijnen linten, tule en kunstbloemen.
In het eerste nummer van Gazette du Bon Ton uit oktober 1912 wordt er in het artikel ‘Mémoires d’une zibelin’ (p. 9 t/m 12) de mode in moffen en bontsoorten besproken. Door de grote vraag naar dure huiden, zoals dat van het luipaard, hert en de langharige colobus-aap, zocht de mode-industrie naar goedkopere vervangers. Konijnen werden speciaal gefokt om hun vacht op dure bontsoorten te laten lijken. Ze werden in diverse kleuren geverfd, zodat ze door konden gaan als hermelijn, sabelbont, beverbont en chinchilla. Zo kon een geit ook een beer of aap zijn, een haas een vos, en een buidelrat een stinkdier.
De kostuum collectie van het Amsterdam Museum is sinds kort een mof van vossenbont rijker. Mevrouw Klomp heeft de mof met originele doos uit ca. 1930, die van haar oma Mijntje Kuiper is geweest, aan het museum geschonken. Hij is gekocht bij Clemens Taggenbrock Pelterijen en Manufacturen aan de Nieuwendijk 198; Hoek Gravenstraat in Amsterdam. Ze vertelde erbij dat haar oma zich, in haar ogen, altijd kleedde als een dame. Mevrouw Kuiper, geboren op 19 maart 1898, was handwerkonderwijzeres. Haar kleindochter beschrijft haar als een lieve zorgzame en sociale vrouw die gewoon in het leven stond en met iedereen goed contact had. Ze kan zich niet herinneren dat haar oma de mof (veel) heeft gedragen. De mof is misschien mede daardoor in zo’n uitstekende staat, een aanwinst voor de collectie.
Onlangs is hij samen met de andere moffen uit de collectie (met bijbehorende doos) gefotografeerd. Om een mof op dezelfde manier te fotograferen als dat hij dragend gezien zou zijn, ofwel ‘hangend’, moet er een speciale foto-opstelling worden gemaakt. Met behulp van plastic rondjes en dik visdraad kunnen de moffen één voor één aan een metalen stang worden gehangen. Met een laser waterpas, waarmee je verticale en horizontale lijnen kan projecteren, worden ze netjes in het midden gehangen. Door een klein blaasbalgje te gebruiken kunnen alle haartjes de goede richting op worden ‘geföhnd’.
Fotograaf Monique vertelde hoe lastig het is om de verschillende bontsoorten goed op de foto te krijgen. Het meeste zwarte of donkerkleurige bont absorbeert, net als donker fluweel, al het licht. Glanzend bont moet eigenlijk op dezelfde manier als zilver worden gefotografeerd: waar direct licht op staat zorgt voor een reflectie, waar geen licht op staat wordt zwart en waar indirect licht op staat wordt grijs.
http://library.si.edu/digital-library/book/gazettedubonton00
Ruth Bleckwenn, Gazette du Bon Ton; Eerste jaargang 1912/1913, Bussum 1982, pp. 86-87.
Madeleine Ginsburg, Paris Fashions; The Art Deco style of the 1920s, Londen 1989, pp. 141-144
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M039928&lemma=mof
In dit artikel zijn termen gelinkt die voorkomen in het lexicon van mode ABC.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie