Waarschijnlijk is deze textielsoort geïnspireerd op de Acehse textielsoort (Tillman 1940:7; Niessen 1993:24, fig 15) met de naam 'plang rutha'. Het pijlspitsmotief komt echter ook in India voor...
Waarschijnlijk is deze textielsoort geïnspireerd op de Acehse textielsoort (Tillman 1940:7; Niessen 1993:24, fig 15) met de naam 'plang rutha'. Het pijlspitsmotief komt echter ook in India voor (Desai 1987). Jasper heeft geconstateerd dat de 'plangmotief' door heel Sumatra bekend was (1909:23). In oude beschrijvingen komen de namen 'padang rusa' en 'padang ursa' voor deze doek ook voor. Ursa is een Toba woord voor het Indonesische 'rusa' of 'hert' (Sinaga 1994:380). 'Padang rusak' is de naam die rond de 20ste eeuwwisseling in het Silindungdal werd gebruikt (Jasper and Pirngadie 1912, plaat 22 van textiel 48-194 in het Tropenmuseum, Amsterdam; Rouffaer 1902:9). Over een zogenaamd 'pelang rusa' afkomstig uit Silindung heeft Rouffaer geschreven dat "indien dit doek zijde was in plaats van grof katoen, dan zou het een echt Atjehweefsel zijn" (Rouffaer 1901:11). De hele reeks Bataktextielen waarvoor het pijlspitsmotief kenmerkend is (bijv. 'mangiring', 'padangpadang', 'simpar', 'simancuman' enz.) is waarschijnlijk van deze doek soort afgeleid. De 'padang rusak' heeft effen rode zijbanen (sisi), en witte zelfkantranden (topi). De middenbaan is voorzien van smalle, afwisselend rode en zwarte strepen. Het wit geïkatte pijlspitsmotief wordt meestal in de zwarte strepen aangetroffen. In deze doek wijzen de pijlpunten allemaal in dezelfde richting. Deze doek werd als schouderdoek, sjerp (Niessen 1993:85, fig. 66) en hoofddoek gebruikt. Vervaardiging De Acehse versie van deze doek werd in zijde gemaakt, maar deze Batakversie is van katoendraad geweven. Jasper and Pirngadie (1912: 173-175) geven een gedetailleerde beschrijving van het maken van het geïkatte pijlspitsmotief.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie