Hofrouw lijkt niet echt een onderwerp voor de kerst; de periode waarin iedereen ter afleiding van de donkere dagen juist op zoek gaat naar het licht. Maar ik wil het toch over de strenge regels voor rouwkleding aan het hof hebben, omdat de regels in 1934 heel verrassend veranderden en er weer licht na het donker kwam.
Hoofdbeeld: Koningin Emma in de rouw na de dood van Willem III in 1890.
Ik moest aan dit onderwerp denken omdat bij vele feestelijke gebeurtenissen aan het hof de rouw vaak als spelbreker op de loer lag. Dan had iedereen net een mooie feestelijke outfit aangeschaft die vervolgens in de kast bleef hangen omdat er weer iemand uit koninklijke kringen uit het leven was weggeplukt.
Aan het hof werd niet alleen om de leden van de eigen koninklijke familie gerouwd, maar ook om alle aanverwante buitenlandse huizen en alle andere staatshoofden. En aangezien de hofdames en dames-du-palais uit de hofhouding verplicht waren om mee te rouwen, waren ook deze dames veel vaker in de rouw dan wij ons beseffen.
Daarom moest er altijd ook rouwkleding in de koffer zitten. Een hofdame die in augustus 1903 door koningin Wilhelmina was uitgenodigd om een paar dagen naar Het Loo te komen, ging de dag voor vertrek nog snel naar Den Haag om haar haar te laten golven en om rouwkleding te kopen. “Toen moest er Zaterdag ochtend druk gepakt worden: 2 groote koffers vol met 13 gewaden voor ochtend, middag, avond, rouw en niet-rouw gelegenheden. Ik was misselijk van al mijn bedenkerijen en de angst van wat te vergeten”.
Hoe wist je wat er bij een vorstelijk overlijden gedragen diende te worden? Dat stond geschreven in de hofetiquette die door koning Willem I in 1815 werd ingesteld en waarvan de regels onder andere in de Staatsalmanak bekend werden gemaakt.
Deze etiquette schreef drie stadia van rouw voor: de grote, de halve en de kleine rouw. Bij grote rouw droeg je kleding van doffe wollen stoffen zonder garnituren, zwarte kousen, zwarte kamoes-lereni schoenen; zwarte gespen, hals- en oorsieraden, zwarte handschoenen en zwarte waaiers van floers of krip. Ook werden soms hangende kappen van kripii gedragen. In de halve rouw droeg je zwarte zijde met zwarte floersiii garnituren, blauwe oor- en halssieraden of parels. Kanten, juwelen en edelstenen waren verboden. In de kleine rouw was je vrijer; je mocht zwarte zijde of fluweel met witte of gekleurde linten dragen, waaiers, halsdoeken en kragen. Je kon ook kiezen voor gouden, zilveren of witte stoffen, met zwarte linten, witte kousen en gekleurde schoenen, juwelen en edelstenen, kanten en witte handschoenen.
Deze etiquette uit 1815 bleef grotendeels onveranderd tot 1865. Toen werden de voorschriften vereenvoudigd. In de grote rouw droegen de dames zwarte stoffen zonder garnituren, zwarte handschoenen en zwarte waaiers. In de halve rouw mochten ze naast deze zwarte stoffen ook fluwelen stoffen dragen, met loodkleurige of grijze handschoenen en de sieraden en waaiers dienden zwart of wit te zijn. In de lichte rouw mochten de dames zich hullen in zwarte klederen met witte of gekleurde sieraden, of in witte en grijze kleren zonder gekleurde sieraden.
In 1934 overleed koningin Emma. De bepalingen voor hofrouw uit 1865 werden toen opnieuw aangepast. In de grote rouw mocht je alle soorten bont dragen. In de halve rouw mochten de waaiers niet alleen zwart en wit, maar ook grijs zijn en in de lichte rouw mochten de dames behalve zwarte, witte of grijze ook paarse kleding dragen. Bovendien mochten ze bij zwarte kleding niet alleen witte of gekleurde sieraden dragen, als in 1865, maar ook grijze of witte handschoenen, gekleurde linten en gekleurde waaiers. Bij de grijze, witte en paarse kleding echter hoorden grijze handschoenen en daar moesten de linten, de sieraden en de waaiers zwart, grijs of wit zijn.
Erg ingewikkeld, al die regels, uitzonderingen en veranderingen. Het zal de dames aan het hof in 1934 ook even flink geduizeld hebben. Toen gebeurde er iets, waar niemand rekening mee had gehouden. In 1934 overleed niet alleen koningin Emma, maar ook haar schoonzoon, prins Hendrik, de echtgenoot van koningin Wilhelmina. Hendrik wilde geen traditionele uitingen van rouw bij zijn overlijden. Zijn uitvaart stond in het teken van zijn persoonlijke beleving van zijn heengaan. De dood was voor Hendrik een overgang naar de eeuwigheid en deze overgang gaf reden tot vreugde, niet tot verdriet. De rouwkleur was daarom ook wit in plaats van zwart. Wilhelmina en Juliana, die na het overlijden van Wilhelmina’s moeder Emma, drie maanden zwart hadden gedragen, gingen bij het afscheid van Hendrik gekleed in het wit.
Bij Wilhelmina’s eigen uitvaart in 1962 was wit opnieuw de hoofdkleur. Treurmuziek werd niet toegestaan; ook voor haar was de dood slechts de overgang naar een leven na de dood. En daar is het niet bij gebleven. De vier kleindochters van Wilhelmina hebben op hun beurt deze traditie weer nieuw leven ingeblazen door in 2004 bij beide uitvaarten van de ouders, koningin Juliana en prins Bernhard, opnieuw in het wit gekleed te gaan. En zo buigt dit verhaal over rouw zich toch nog naar het licht!
i Kamoes-leren: hiermee wordt (zwartgeverfd) gemsleer bedoeld of de namaak daarvan
ii Krip: ook wel Krèp genoemd, is een dicht ineen gekrulde dunne doorschijnende stof uit wol of zijde
iii Floers: ander woord voor zwarte krip
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie