De mode van nu grijpt vaak terug op stijlen uit het verleden, dit wordt wel retro genoemd. Het lijkt misschien een nieuw verschijnsel maar het gebeurt al eeuwen lang. Met name in de 19de eeuw namen de zogeheten neostijlen een vogelvlucht. In deze blog een aantal voorbeelden van silhouetten die ooit heel eigentijds waren, maar toch terug grepen op een eerdere mode.
Bepaalde vormen lijken telkens weer terug te komen, maar doordat ze net iets anders worden uitgevoerd zijn ze toch heel eigen voor een bepaalde tijd. Retro of neo is daarmee nooit een kopie van het verleden, maar altijd een interpretatie.
Een van de bekendste neostijlen in de mode is neo-empire aan het begin van de 20ste eeuw. De mode van het empire, aan het begin van de 19de eeuw, was op haar beurt weer een geïnspireerd op klassieke Griekse en Romeinse stijlen. Kenmerkend voor deze mode was de verhoogde taille, die in zowel een japon uit 1815 als in een japon uit 1905 terug te vinden is (afb1, 2). De huisjapon uit 1905 heeft echter een binnenlijfje met baleinen waardoor de natuurlijke taille toch licht wordt benadrukt.
Het aanzetten van bepaalde vormen wordt vaak beïnvloedt door oudere modes. Zo is de opkomst van de crinoline (hoepelrok) wel in verband gebracht met de voorliefde van de Franse keizerin Eugénie voor Marie Antoinette en de hofmode van het ancien régime. Voor ons is er een wezenlijk verschil tussen de 18de-eeuwse paniers die alleen aan de zijkanten uitstaan en verder vrij plat zijn en de ronde (en later ovale) crinoline (afb.3, 4). Toch is het effect - het wijd doen uitstaan van de rok en daarmee optisch smaller laten lijken van de taille - gedeeltelijk hetzelfde. In de tijd zelf leek men zich niet aan het verschil in vorm te storen: toen Eugénie zich in 18de-eeuws kostuum liet portretteren, droeg zij een ronde hoepelrok.
Een ander voorbeeld is de schapenboutmouw. Deze term wordt gebruikt voor mouwen die van boven wijd en geplooid zijn, maar naar onderen toe smal toelopen. De vorm die zo ontstaat is vergelijkbaar met die van een schapenpoot. Dit heeft, net zoals een wijde rok, tot gevolg dat de taille slanker oogt.
Rond 1830 waren dit soort mouwen erg modieus (afb. 5). In de jaren 1890 werden schapenboutmouwen opnieuw populair, verschil hierbij was dat de kop van de mouw op de schouder kwam te liggen in plaats van er net onder (afb. 6).
In de tweede helft van de jaren 1930 greep men terug op verschillende stijlen uit de tweede helft van de 19e eeuw, zoals de crinoline. In deze periode kwam ook de kopmouw weer terug in het modebeeld (afb.7). Deze zorgde er nu niet alleen voor dat de taille slanker leek, maar ook de heupen (eigenlijk het hele lichaam). Ook in de jaren 1980 en aan het einde van de jaren 2000 zagen we de verbrede schouderlijn weer terug. Opvallend is dat het breedste punt de laatste jaren ook vaak net onder de schouder ligt, net zoals in de jaren 1830.
Jonxis-Hartkamp, Ebeltje, Bianca M. du Mortier, Neo tot deco: traditie en vernieuwing in kostuum en textiel, 1880-1920, Rijksmuseum/Waanders, 1999.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie