Het gebruik van menselijk haar in mode en beeldende kunst: met 'HAAR! menselijk haar in mode en kunst' heeft modeconservator Ninke Bloemberg met groot succes een uniek thema willen verkennen waar tot voor kort nog weinig maar weinig onderzoek naar is gedaan.
De focus van deze eerste grote modetentoonstelling over dit fenomeen richt zich voornamelijk op menselijk haar als een statement of een uitdrukking van de eigen identiteit. HAAR! lijkt echter bovenal onze haat-liefdeverhouding tot menselijk haar uit te lichten. Modejournalist Natasja Admiraal werpt in haar reportage van deze tentoonstelling dan ook terecht enkele prangende vragen op, zoals: ‘Waarom vinden we het dragen van een wollen trui gemaakt van schapenhaar doodnormaal, maar vinden we het vies wanneer die trui is gebreid van mensenhaar? Komt dat te dichtbij? Willen we daar liever niet meer geconfronteerd worden?’ [1]
Op dezelfde dag dat FashionUnited Admiraal’s reportage publiceerde, waren de mogelijke antwoorden op deze vragen te lezen in een artikel met de titel ‘Waarom walgen wij van haren die niet aan een hoofd zitten?’. Hierin verklaart pyscholoog Charlotte Molenaar dat die walging evolutionair bepaald is. Het zou een snelle, primaire emotie zijn die ontstaat bij alles wat ons lichaam verlaat en mogelijk schadelijk is. Bovendien kan men het zien van losse haren associëren met kalen en het verliezen van de eigen jeugdigheid. Op dat moment gaat het niet zozeer om walging, maar eerder om angst en angststoornissen.[2]
Alhoewel Molenaar’s antwoord aannemelijk is, is er bij de tenoonstelling HAAR! meer aan de hand. Het Centraal Museum toont namelijk geen losse haren in een bord eten of een doucheputje, maar kunstwerken waarin mensenhaar de hoofdrol speelt. Concreet betekent dit dat de bezoeker naar lichaamseigen materialen kijkt die verwerkt zijn tot objecten die op hun beurt weer tentoongesteld worden binnen museumzalen. Het is precies dit punt waarop het wringt voor de museumbezoeker die, bewust of onbewust, verwachtingen heeft bij wat een kunstmuseum zou moeten tonen. HAAR! lijkt te spelen met dit idee, we zijn immers aangeleerd om kunstwerken ten alle tijden, mooi of lelijk, te benaderen met een zekere eerbied. Het voelen van angst of walging lijkt hiermee op gespannen voet te staan. Om beter te begrijpen waarom (kunst)objecten gemaakt van mensenhaar zulke reacties uitlokken zal men dieper moeten graven dan een evolutionair antwoord. Zodoende volgt een bespreking van enkele highlights binnen de tentoonstelling HAAR!, waarbij aan de hand van het begrip ‘Das Unheimliche’ zal worden ingegaan op de vraag waarom haarkunstwerken de bezoeker tegelijkertijd kunnen verwarren, fascineren, confronteren of zelfs laten walgen.
‘Unheimlich’ is zo’n typisch voorbeeld van een woord dat zich niet goed laat vertalen naar het Nederlands, of elke andere taal, zonder daarbij in te leveren aan de eigenlijke gevoelswaarde. Men zou kunnen stellen dat het ‘Unheimliche’ zich afspeelt in het hoofd van de toeschouwer, zo bestaan er dus geen objecten die universeel als unheimlich ervaren kunnen worden. Bovendien hoeft een object voor diezelfde toeschouwer niet iedere keer te dienen als een trigger voor diezelfde unheimliche waarneming. Het is dan ook niet vreemd dat Ernst Jentsch, de wetenschapper die deze term op de wetenschappelijke agenda heeft gezet, er in zijn tekst Zur Psychologie des Unheimlichen (1906) bewust voor kiest om voorbij te gaan aan de essentie van het ‘Unheimliche’. Het begrip ‘Unheimlich’ verwijst volgens hem in ieder geval naar een moment waarop een object tegelijkertijd als bekend én vreemd overkomt. Deze onzekerheid zou later door Sigmund Freud geduid worden als een cognitieve dissonantie, een duur begrip voor de onaangename spanning die ontstaat bij het kennisnemen van feiten en objecten die in strijd zijn met de eigen opvattingen, verwachtingen en overtuigingen. Zo’n dissonantie zorgt ervoor dat men zulke objecten eerder compleet afwijst dan dat men deze rationeel benadert. Wellicht kan ons dit doen helpen begrijpen waarom we de objecten binnen HAAR! tegelijkertijd kunnen ervaren als ongemakkelijk, frustrerend, vies, fascinerend, onheilspellend, weerzinwekkend of angstaanjagend.
Zo is Zhu Tian’s Babe (2013) (afb. 1) een voorbeeld van een kunstwerk dat lijkt te flirten met het ‘Unheimliche’. Babe toont twee vleeskleurige siliconen pumps bungelend aan een koord. Over het hele oppervlak van de pumps ontspruiten donkere haren die menig paar hobbitvoeten het nakijken geven. Zhu Tian zet de toeschouwer op deze manier voor het blok. Iedereen zal Babe herkennen als een paar pumps, maar als je een willekeurig persoon zou vragen om een pump te tekenen is het onwaarschijnlijk dat je achterblijft met een plaatje van een behaard paar hakken. Babe speelt dus met het verwachtingspatroon dat mensen hebben van pumps, een type schoeisel dat veelal wordt ervaren als sexy, sensueel en vrouwelijk. Zhu Tian laat de toeschouwer achter met een oncomfortabel dilemma, kunnen we Babe tegelijkertijd als sexy, vies, sensueel én weerzinwekkend ervaren in de wetenschap dat er mensenharen uit ontspruiten?
Vervolgens toont Levi van Veluw Natural Transfers (afb. 2) uit zijn serie Portraits pt. II (2006-2010). Natural Transfers is ontstaan uit het idee om zijn eigen gezicht te transformeren door middel van een materiaal dat van nature al aanwezig is. De natte haren in deze portretten roepen griezelige associaties op, van Veluw’s gezicht lijkt overwoekerd te worden. Kijkend naar deze portretten zou je bijna een claustrofobisch gevoel geven, hierbij is haar niet langer een onderdeel van de menselijke schoonheid.
Tenslotte speelt Anouk van Klaveren, zoals Zhu Tian, met ‘eigen’ en ‘vreemd’. Van Klaveren’s project Hypertrichosis 2.0 (afb. 3) was oorspronkelijk bedoeld als een performancekunstwerk. Zij vroeg haar publiek om haar te doneren, wat zij vervolgens weer verwerkte tot bowties. Het hele proces heeft iets machinaals, iets fabrieksachtigs. Eenmaal ingezameld worden de haren in een plastic zak gestopt en voorzien van serienummer en kleurcodering. De naam van de donor is de enige verwijzing naar de voornamlige eigenaar van de haren. Behalve dat het eindresultaat onpersoonlijk, oneigen en vreemd oogt, roepen Van Klaveren’s werken vragen op bij de huidige trend onder consumenten om meer inzage te krijgen in de productieprocessen van modehuizen en winkelketens. Hoever moet die transparantie gaan? Kunnen handgemaakte artikelen te persoonlijk zijn? Wat gebeurt er wanneer je zulke artikelen op grote schaal produceert?
Het bovenstaande is slechts een greep uit wat de tentoonstelling 'HAAR! menselijk haar in mode en kunst' te bieden heeft. Wat blijkt is dat de kunstenaars die vertegenwoordigd zijn in de tentoonstelling het imago van mensenhaar inzetten om kritische vragen te stellen. Ze zetten de toeschouwer voor het blok door bewust te spelen met de vele associaties die mensenhaar met zich meebrengt, het ‘Unheimliche’ lijkt daarbij, bewust of onbewust, vaak als uitgangspunt gediend te hebben. De tentoonstelling zal nog tot 19 mei 2016 doen walgen, confronteren, verwarren en fascineren in het Centraal Museum Utrecht.
[1] N. Admiraal, Mode van Mensenhaar: verontrustend en fascinerend, website FashionUnited, 19-02-2016, https://fashionunited.nl/nieuws/cultuur/mode-van-mensenhaar-verontrusten....
[2] Zonder auteur, Waarom walgen wij van haren die niet aan een hoofd zitten?, website Nederlandse Omroep Stichting, 19-02-2016, http://nos.nl/op3/artikel/2087920-waarom-walgen-we-van-haren-die-niet-aa....
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie