‘Kleren maken de man’, wordt er altijd gezegd. Maar welke kleren ‘maken’ dan de homoseksuele man? En nog preciezer: welke kleding maakt de Nederlandse homoseksuele man? Een lastige vraag die vaak leidt tot stereotyperingen, zeker wanneer we kijken naar wat de gemiddelde Nederlander hierop antwoord. In het kader van het Radboud Honoursprogramma kreeg ik de gelegenheid om onderzoek te doen naar het kleedgedrag onder homoseksuele mannen. Op welke manier speelt hun seksuele identiteit een rol in de kledingkeuzes die ze maken?
In mijn ervaringen als voorlichter bij LHBT-belangenvereniging COC kwam een zeer beperkt beeld naar voren wanneer het over het uiterlijk van homo’s ging; zo zouden ze allemaal ‘een handje’ hebben, een handtas dragen en waren ze in hun gedrag en kleding overwegend vrouwelijk.[1] Wanneer ik dit vergeleek met mijn eigen vooroordelen, maar ook met beelden die gepresenteerd worden in kunstprojecten zoals het fotoproject Casual Queers (1995) van het Nederlandse fotografenduo Ari Versluis en Ellie Uyttenbroek, bekend van de serie Exactitudes, lijkt er gesuggereerd te worden dat iedere homoseksuele man zich inderdaad hetzelfde kleedt. Al is de precieze kledingstijl vaak een stuk lastiger te definiëren. Deze veronderstelling liet mij niet alleen inzien dat we in Nederland nog een lange weg te gaan hebben wanneer het aankomt op de acceptatie van LHBT’ers, maar leidde ook tot de centrale vraag van dit onderzoek: op welke manier gebruiken Nederlandse homo’s kleding om hun seksuele identiteit te construeren of te deconstrueren?
In de zoektocht naar een antwoord op deze vraag stond de relatie tussen kleding, seksualiteit en identiteit centraal. Waar er in de COC-voorlichtingen gedacht wordt dat iedere homo een bepaalde seksuele essentie op dezelfde manier aankleedt en vormgeeft, betoogt Entwistle in navolging van Judith Butler, juist dat er helemaal niet zoiets bestaat als een zogenaamde seksuele essentie. Butler’s bekende theorie over gender stelt dat ideeën over seksualiteit en identiteit voortkomen uit het feit dat bepaalde handelingen of bepaald gedrag continu herhaald worden.[2] Kleding is bij uitstek een manier om identiteit te herhalen en daarmee steeds opnieuw te bevestigen. Butler pleit voor een flexibele relatie tussen identiteit en gender. Hierbij kan kleding echter ook gebruikt worden om de relatie tussen gender en identiteit te bevragen en juist op losse schroeven te zetten, doordat kleding ons in staat stelt om aan de haal te gaan met deze genormaliseerde opvattingen.
Mode-onderzoekster Joanne Entwistle gaat met behulp van Mary Douglas nog een stapje verder en stelt dat de mens over twee verschillende lichamen beschikt: een biologisch en een sociaal lichaam. In dit tweede lichaam zien we ook meteen het belang van de buitenwereld op onze persoonlijke identiteit aangezien we volgens Entwistle door middel van dit lichaam betekenis geven aan ons biologische lichaam.[3] Dit roept de vraag op welk gedrag er voor zorgt dat wij bepaalde kleding of bepaald gedrag associëren met homoseksualiteit.
De Britse onderzoeker Shaun Cole stelt dat homoseksueel kleedgedrag in de geschiedenis gedomineerd werd door een streven naar openlijke vrouwelijkheid enerzijds en een meer overdreven masculiene kledingstijl (‘de clones’) anderzijds.[4] Dit betekent echter niet dat iedere homoseksueel zich op een bepaald moment in de tijd overdreven mannelijk of juist hypervrouwelijk kleedde, maar laat juist weer zien dat identiteit niet een vastliggend gegeven is, maar iets dat constant in beweging is. Dat is immers ook de kern van Judith Butler’s betoog. Veel homo’s zijn bang dat vrouwelijkheid een reden kan vormen voor afwijzing en ongemak, waardoor ze vrouwelijk gedrag en een vrouwelijk uiterlijk actief vermijden en mannelijkheid juist ophemelen, in zowel uiterlijk als gedrag.
Het spanningsveld dat Cole beschreef, kwam in de jaren zeventig opnieuw naar boven toen mannen en vrouwen ten tijde van de seksuele revolutie gedwongen werden om hun genderrollen te herzien. Dit leidde volgens Cole tot een zogenaamde masculinisering binnen de homogemeenschap waarbij homoseksuele mannen zich vastklampten aan hun mannelijkheid en mannelijkheid uitgroeide tot een graadmeter binnen de homogemeenschap. De angst voor een ‘te homoseksueel’ (lees: vrouwelijk) uiterlijk is ook onderzocht door Victoria Clarke en Meghan Smith. Uit hun onderzoek komt naar voren dat homo’s gevaar kunnen lopen als ze er te homoseksueel uitzien. De kans om slachtoffer te worden van homofoob geweld zou aanzienlijk groter zijn bij de groep die er duidelijk homoseksueel uitziet.[5] Deze druk en de angst om slachtoffer te worden zorgen ervoor dat veel homoseksuele mannen hun uiterlijk actief aanpassen.
Om een ‘goede’ homoseksueel te zijn, moet je dus aan bepaalde standaarden voldoen die binnen de homogemeenschap heersen. Dit komt neer op een traditioneel mannelijk uiterlijk dat zich kenmerkt als een wit, jeugdig, gespierd, goed verzorgd en niet al te vrouwelijk uiterlijk. Dit wordt ook onderschreven door onderzoeker Andrew J. Feraois wanneer hij vertelt over de druk die hij voelde om aan bepaalde uiterlijke standaarden binnen de homogemeenschap te moeten voldoen.[6] De homogemeenschap zou in zoverre een gemeenschap zijn dat zij zelfs haar eigen kleedcultuur zou hanteren.
De druk om te voldoen aan deze standaard, kwam ook in mijn interviews naar voren. In totaal heb ik 14 interviews afgenomen met diverse homoseksuele mannen in heel Nederland. Zo spraken een aantal van mijn respondenten over de angst om uitgesloten, uitgelachen en belachelijk gemaakt te worden door andere homoseksuelen. Naar mijn mening duidt dit op een duidelijk gebrek aan veiligheid en acceptatie binnen de eigen gemeenschap.
‘Ik dacht dat er twee soorten waren en dat is degene die zich onder iedereen bevindt en waarbij het niet altijd te zien, die er verder niets mee doet en de stereotypes: degene die heel erg extravert zijn, degene die in het gedrag ook wel wat verder naar de vrouwen toe stonden en die dit ook uitten in hun kleding.’ – Respondent L. (2017).
Het eerdergenoemde onderscheid dat door Shaun Cole gemaakt werd tussen hypermannelijkheid enerzijds en hypervrouwelijkheid anderzijds in het kleedgedrag van de homoman, bleef in de interviews die ik afgenomen heb overeind. Zo kwam het onderscheid tussen de ‘handtashomo’ enerzijds en de ‘straight-acting homoseksueel’ in meerdere interviews ter sprake. Bij deze laatste groep zou hun seksuele geaardheid moeilijker af te lezen zijn aan de hand van hun kleding dan bij de eerste groep. Zo kleedt deze tweede groep zich minder opvallend en op een meer algemeen geaccepteerde manier met bijvoorbeeld een simpele jeans en een T-shirt. De kledingstijl van de eerste groep werd juist getypeerd door vintagekleding en kleding met opvallende prints, wat door mijn respondenten sneller geassocieerd werd met homoseksualiteit.
Wanneer er preciezer gekeken werd naar welke momenten of situaties in het leven van een homoman nu bepalend zijn voor zijn kledingkeuzes kwam allereerst de coming-out naar voren. Zo beschreef respondent C. bijvoorbeeld dat hij voor zijn coming-out vooral zijn best deed om niet te veel op te vallen, zodat hij geen aandacht op zichzelf zou vestigen uit de angst dat iemand zou ontdekken dat hij anders was. De coming-out was hierbij een duidelijk breekpunt met deze gewoonte. C. gaf aan dat hij zich na dit moment gewaagder en opvallender ging kleden, om een duidelijk signaal van acceptatie de buitenwereld in te sturen. Na een tijdje zwakte dit bij veel van de mannen die ik geïnterviewd heb echter ook weer af en werd hun seksuele geaardheid een van de zovele dingen die deze mannen over zichzelf aan de buitenwereld presenteren.
In de interviews kwam ook de overwegend heteroseksuele samenleving waarin de homoseksuele man leeft ter sprake. Zo vertelde respondent J. dat hij toch een bepaalde angst voelt wanneer hij omringd wordt door heteromannen. Respondent P. liet weten zich minder veilig te voelen in het dorp waar hij is opgegroeid aangezien de mensen daar niet wisten dat hij homoseksueel was. Dit leidde ertoe dat hij bepaalde duidelijke aanwijzingen in zijn uiterlijk wegliet omdat hij zichzelf anders misschien zou verraden. Hier is wederom de invloed te zien van de sociale omgeving op de persoonlijke relatie met het lichaam.
‘Ik denk dat het gewoon een verschuivende norm is. Dat als je vroeger je zo kleedde zoals nu een hele hoop heteromannen doen, dat ze dan doodsbang waren om als homo uitgescholden te worden […] Verzorgende crèmepjes, gelletjes, lotions en al die onzin, dan denk ik van ‘nou, dat was vroeger als je dat had gedaan dan had de hele kleedkamer gezegd: ‘homo!’’ terwijl dat is nu heel gewoon en dat vind ik eerlijk gezegd wel heel prettig.’ – Respondent J. (2017).
Concluderend zou ik willen stellen dat er niet zoiets bestaat als één homoseksuele identiteit, want hoewel homoseksuele mannen misschien een soortgelijk biologisch lichaam hebben, is het sociale lichaam van al deze mannen wel degelijk anders. Hierdoor leven zij niet alleen op een andere manier in hun biologische lichaam, maar wie zij zijn wordt ook op een andere manier vormgegeven. Hoe dé Nederlandse homo zich kleedt, kan ik dus nog steeds niet precies vaststellen, aangezien daar geen algemene regels voor gelden. Wel blijkt uit mijn onderzoek dat veel homo’s de druk voelen om aan bepaalde uiterlijke standaarden te voldoen (jeugdig en/of mannelijk) en daarbij hun kleding en uiterlijk actief inzetten om hieraan te voldoen. Doen ze dit niet, dan lopen zij de kans om uitgesloten te worden door een deel van de homogemeenschap of geridiculiseerd te worden door hun heteroseksuele medemens. Emoties als angst en onzekerheid lijken hierbij de voornaamste drijfveren te zijn. Het is wellicht niet zo verrassend dat homo’s niet geaccepteerd worden door hetero’s, aangezien homo’s elkaar ook voortdurend uitsluiten, ridiculiseren en dus niet accepteren.
Toch lijkt er tegenwoordig meer vrijheid te komen in wat geaccepteerd is voor mannen om te dragen. Wat het betekent om een man te zijn, is nog voortdurend in beweging. Ook de labels – homo, lesbisch, hetero – die we op bepaald gedrag of uiterlijk kenmerk plakken, veranderen steeds. Onze definities van wat een man is, lijken zich te verbreden nu zowel de homoseksuele man als de heteroseksuele man aandacht besteedt aan zijn uiterlijk. Dit betekent niet dat onderzoek naar homoseksualiteit en kleding overbodig is geworden, want hoewel Nederland in 2001 het eerste land wereldwijd was waar stellen van hetzelfde geslacht met elkaar in het huwelijksbootje mochten stappen, is er ook binnen deze landsgrenzen nog voldoende vooruitgang te boeken op het gebied van uiterlijke vrijheden en algemene acceptatie.[7]
Biografie
Derek Westervelt (1996) is een cultuurwetenschapper in opleiding. Bovenstaand artikel is het resultaat van anderhalf jaar onderzoek – en een bijbehorend symposium - onder de titel ‘Wat kleedt de homo?’ dat Derek uitvoerde onder begeleiding van dr. Martijn Stevens voor zijn deelname aan het Radboud Honoursprogramma. Meer lezen? Kijk op www.drkwstrvlt.nl.
[1] LHBT staat voor lesbisch, homoseksueel, biseksueel en transgender. Het COC is een Nederlandse belangenorganisatie voor homoseksuelen, lesbiennes, biseksuelen, transgenders en mensen met een intersekse-conditie.
[2] Butler, J. (1990): 136.
[3] Entwistle, J. (2015): 14.
[4] Cole, S. (2013): 135.
[5] Clarke, V. & Smith, M. (2014): 24.
[6] Feraois, A.J. (1998): 427.
[7] Je zou voor dit jaartal ook 1998 aan kunnen houden – aangezien geregistreerd partnerschap voor stellen van hetzelfde geslacht toen al mogelijk was – maar het homohuwelijk werd pas echt opengesteld in 2001.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie