Rode mouwen gemaakt van een antieke katoenen mouwenstreep. Het lijfje is van witte flanel en langs de hals afgezet met wit band. De mouwen zijn afgezet met donkerrood langet. Het rugpand is met...
Rode mouwen gemaakt van een antieke katoenen mouwenstreep. Het lijfje is van witte flanel en langs de hals afgezet met wit band. De mouwen zijn afgezet met donkerrood langet. Het rugpand is met een tussenzetsel verbreed. De mouwen behoren bij een Pinksterkostuum (ZZM 022400 t/m ZZM 022409), gedragen door mevrouw Geertje Zeeman-Visser (28-02-1940). De rood/wit gestreepte stof heeft mevrouw Zeeman-Visser van haar schoonmoeder gekregen. Haar schoonfamilie was welvarender dan haar eigen familie en had daardoor ook kostbaardere kledingstukken. De kleding is grotendeels door haar en haar moeder, mevrouw Maretje Visser-van Altena, gemaakt. Ze heeft de Markerkleding tot begin jaren 80 dagelijks gedragen, daarna alleen bij feestdagen. Bij dit kostuum wordt het middeltje ZZM 022385 gedragen. Er zijn twee boezels bij die om en om gedragen werden. Het smaltje, een boezel van iets ander model, zit er niet bij omdat mevrouw Zeeman-Visser dit nog altijd zelf draagt. Het is al enkele generaties oud. Mevrouw Zeeman-Visser vertelt over dit Pinksterkostuum: ‘De antieke mouwen zijn gemaakt van een lap stof die ik van mijn moeder heb gekregen. De voorpanden zijn gemaakt van nieuwerwetse zijen koor die toendertijd voor het eerst te koop kwam bij Geertje Zeeman, die een klein winkeltje had op de kerkbuurt. Het schort (=de rok AB) is antiek glimmend met nieuwerwetse zijen koor, taandezijen koor genoemd. Bij de Pinksterdracht werd een wit doekje of rood doekje gedragen met gouden haakjes en een boezel met rood stikje of een smaltje. Deze twee boezels en het schort zijn door mijzelf gemaakt. De rest van de kleding maakte mijn moeder, Maretje Visser-van Altena. De stikjes op de boezels heb ik beide gekregen. De bandjes aan de boezel met geel tussenzetsel (breisel) behoorde aan een klein boezeltje. Maar doordat de achterbanden aan de voorbanden zijn gezet waren ze lang genoeg. De bauw of baaf is heel oud en waardevol; het is een sterrenbauw. Ook de muts is van dezelfde stof en gemaakt van een jongensmuts. De kantjes aan de kap zijn ook antiek en dus heel mooi. Het kantje aan de kap is een rozenkant en ook het mooiste kantje uit de dracht; heel zeldzaam nog te koop bij boelhuizen. Het schort (rok) is ook heel oud en is door mij vermaakt maar was van mijn moeder die het ook weer heeft gekregen. De koor om het schort is nieuwerwets, omdat de oude koor was stukgegaan. De rozenkant komt uit de nalatenschap van Grietje Schouten, de moeder van Lobberig de Waart, de moeder van mijn man. Ook de bauw heb ik daar gekocht in 1963. Grietje de Waart-Schouten is geboren in 1870.’ Jak van wit flanel en rood/wit gestreepte katoen, een antieke mouwenstreep. Langs de mouwen donkerrood langet. De rug is met een tussenzetsel verbreed. Pinksteren
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie