Lendendoeken (cawat) als deze behoren traditioneel tot de adatkleding van de man. Op de Babar-eilanden worden de doeken, door de opkomst van door handelaren aangevoerde broeken en fabriekssarongs,...
Lendendoeken (cawat) als deze behoren traditioneel tot de adatkleding van de man. Op de Babar-eilanden worden de doeken, door de opkomst van door handelaren aangevoerde broeken en fabriekssarongs, echter niet meer gedragen en het maakproces is op veel plaatsen in vergetelheid geraakt. De nog aanwezige cawat rekent men steeds meer tot de heilige, voorouderlijke erfstukken van een afstammingsgroep (pusaka). De grondstof voor de doeken is katoen. Gewoonlijk bestaan de weefsels uit zelfgesponnen draden. Voor het weefproces begon, werden de scheringdraden versierd dmv een uitsparingstechniek, het zg. ikatprocede. Met een roller/ophaler-getouw, met als kenmerk een rondgaande schering, werden de doeken geweven. Al het werk aan de cawat werd verricht door vrouwen en ook al ging het om mannenkleding, de doeken representeerden in de samenleving typisch vrouwelijke zaken: ze stonden voor vruchtbaarheid (bijv. als onderdeel van de bruidsschat) en 'koelte', een begrip dat staat voor een situatie waarin het leven kan gedijen. In talrijke mythen is de onderlinge verbondenheid van vrouwen en weefsels, en ook de aarde, verankerd. De kleurstelling van de doek kan als typisch Babarees worden beschreven. Op de Babar-eilanden is blauw, tezamen met roodbruin, een geliefde tint. Meer westelijk, op Kisar, voert rood de boventoon, terwijl op het oostelijk van Babar gelegen Tanimbar donkere kleuren als bruin en zwart overheersen.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie