Deze Toba Batak doek draagt de naam 'Angkola'. Dat verwijst naar een Batakvolk ten zuiden van de Toba. De Batak gebruiken vaak de plaats van oorsprong in de naam van hun doeken. Deze doek is...
Deze Toba Batak doek draagt de naam 'Angkola'. Dat verwijst naar een Batakvolk ten zuiden van de Toba. De Batak gebruiken vaak de plaats van oorsprong in de naam van hun doeken. Deze doek is afgeleid van of geïnspireerd op Angkolatextiel, echter zowel de Toba als de Angkola Batak beschouwen het als een 'Toba doek'. De populariteit van deze doek is het grootste in het zuidelijk deel van Toba, dichter bij Angkola. Kenmerkend voor deze doek zijn de strepen in de zijbanen. Dit ontwerpelement komt niet in andere Toba Batak doeken voor, maar wel in Angkola Batakdoeken. Het middenveld van deze soort doek wordt gekenmerkt door smalle, rode en blauwzwarte strepen. De doek wordt niet met ikatpatronen versierd. Facultatief zijn de patronen van kralen die zijn aangebracht in de uiteinden van de doek. Het type inslagpatronen kunnen verwijzen naar de herkomst van de doek. Het motief in deze doek heet 'insor moror'. De franje einden van de doek zijn dikwijls met kralen versierd, maar in dit geval is er een getwijnde inslagrand. De doek dient als schouderdoek voor meisjes, soms voor jongens, en als buikband voor vrouwen (Adam, 1919). Op Samosireiland (verder weg van Angkola) wordt de doek als ongeschikt voor rituele functies beschouwd. Rond de wisseling van de 21ste eeuw, was deze soort doek niet meer populair, maar toch nog wel eens gemaakt in het Silindungdal en Toba Samosir.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie