Toba Batakdoeken worden 'surisuri' genoemd als ze de volgende kenmerkende eigenschappen bevatten: -Diepe indigoblauwe kleur, ooit (en nog wel eens) verkregen door plantaardige verfstof (nu...
Toba Batakdoeken worden 'surisuri' genoemd als ze de volgende kenmerkende eigenschappen bevatten: -Diepe indigoblauwe kleur, ooit (en nog wel eens) verkregen door plantaardige verfstof (nu voornamelijk door gebruik van chemische kleurstoffen) -Zijbanen (sisi) (tevens de zelfkanten) die relatief smal zijn (4-6 cm breed) vergeleken met andere soorten Batakdoeken. -Dunne witte of lichtblauwe kettingstrepen (20-40 cm) in het middenveld, allemaal van dezelfde breedte. -Franjes aan beide uiteinden van de doek, gemaakt van ineengedraaid, overblijvende scheringdraden -Getwijnde inslagrand in de franje waarin de kleuren rood en wit overheersen. -De ikatmotieven, indien ze aanwezig zijn, worden in drie of vijf banen gevonden in het middenveld van de doek. De benaming 'si tolu' (drie) 'tuho' (ikatbanen), alsmede de benaming 'si lima' (vijf) 'tuho' (ikatbanen) zijn afgeleid van deze versiering. Het komt voor dat de Bataks de naam 'si tolu tuho' gebruiken ongeacht het aantal ikatbanen, (of drie of vijf). De volledige naam is 'surisuri si tolu tuho' of 'surisuri si lima tuho'. Vaak is er een aantal witte inslagdraden aan één of beiden uiteinden van de doek. Deze vallen niet op omdat de doek een kettingripsstructuur heeft. 'Surisuri' betekent 'kam'; de strepen worden vergeleken met de tanden van een kam (Jasper en Pirngadie 1912:226). De 'surisuri' wordt door zowel mannen als vrouwen als schouderdoek gedragen (Niessen 1993:115, fig. 95; Sibeth 1991:275, fig. 275) en wordt onmisbaar geacht om in contact te komen met de geestenwereld (Niessen u.p./2004). De Toba Batak prijzen een zeer lange 'surisuri', en deze mag met een knoop worden gedragen om de grond niet te raken (Niessen u.p./2004). De 'surisuri' kan belangrijke ceremoniële functies vervullen. Op het eiland Samosir kan deze doek worden gebruikt als 'gomgoman' of 'ulos ni tondi', een ceremoniële doek die door ouders aan hun zwangere dochter wordt gegeven om voorspoed te brengen. (In het Silindungdal wordt deze functie aan de 'ragidup', een andere doeksoort, gegeven.) Tijdens een huwelijksceremonie kan de doek geschonken worden aan de bruidegom door de vader van de bruid om hem een lang leven en veel kinderen toe te wensen. In Sibeth (1991:82-83) is de doek afgebeeld als bedekking van de mand vol opgegraven botten tijdens de herbegrafenisceremonie. Als draagdoek wordt het kleed 'parompa' genoemd, hetgeen bij de Toba Batak betekent dat een kind daarin wordt dragen (Niessen 1993:94, fig. 75). De doek wordt ook op deze manier bij de Simalungun en de Karo Batak gebruikt ('parombah', en 'perembah' respectievelijk).
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie