De 'runjat' doeksoort is vooral bij de Toba Batak bekend, doch ook bij de Karo onder de naam 'ronjat'. De Van der Chijs catalogus (1877) meldt dat deze soort ooit in Tiga Raja, een voorname markt...
De 'runjat' doeksoort is vooral bij de Toba Batak bekend, doch ook bij de Karo onder de naam 'ronjat'. De Van der Chijs catalogus (1877) meldt dat deze soort ooit in Tiga Raja, een voorname markt aan de oostkust van het Tobameer, werd verkocht en daarom voor zowel Karo als Simalungun Batak beschikbaar was. Er zijn meerdere variaties van de 'runjat'. Deze is de 'runjat na bolak' of de 'brede runjat'. De zij- en middenbanen zijn apart geweven en daarna aan elkaar genaaid (smallere versies bestaan uit één ketting). De brede doek is vooral als heupbedekking bedoeld. Vaak worden de franjes afgesneden om niet over de grond te worden gesleept wanneer het kleed werd gedragen. De doek diende ook als schouderdoek. Kenmerkend voor de 'runjat' zijn donker rode zijbanen. De strepen die de grens tussen zij- en middenbaan aangeven zijn complex, versierd met suppletoire kettingpatronen en in dit geval ook ikatmotieven. De middenbaan heeft afwisselend indigoblauwe en rode strepen in kettingrichting. De complexe ruitjes-, haak- en soms slingerikatmotieven komen vooral in de blauwe kettingdraden voor omdat indigo makkelijker hanteerbaar is dan de van morinda citrifolia gemaakte rode verf. De uiteinden van de doek zijn met suppletoire inslagmotieven (tupe) versierd. Deze motieven zijn tegenwoordig typisch voor het Uluangebied ten zuidoosten van het Tobameer. De getwijnde inslagrand bevat complexe patronen die eveneens typisch zijn voor het tegenwoordige Uluangebied.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie