Jurk

 

Geborduurde jurk in de stijl van de regio Lydd-Ramleh in voormalig Palestina. Het borduursel in kruissteek rond de nekopening heeft haantjes aan de bovenkant, één van de vele figuren die in...

Objectnummer
TM-5002-1
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
circa 1930
Herkomst
HaMerkaz (district)

Geborduurde jurk in de stijl van de regio Lydd-Ramleh in voormalig Palestina. Het borduursel in kruissteek rond de nekopening heeft haantjes aan de bovenkant, één van de vele figuren die in meerdere dorpen geborduurd werd (El Khalidi 1999: 79). Van dichtbij is ook te zien dat het borduurwerk niet overal afgemaakt is: hier en daar missen er stipjes in het borstpaneel. De mouwen hebben een driehoekige vorm met opgezette stukken oranjerode (kunst)zijde, waaronder borduursel met het 'tent van de pasha'-motief te zien is. De zijkanten zijn met snelle steken geborduurd. De manier van borduren op de onderkant van de jurk, waarbij een draad niet door de stof gestoken wordt maar vastgenaaid op de ondergrond, rasheq genaamd, is typisch voor Bethlehem (Weir 2006: 21-22, Hasson 1997: 5). Deze stijl werd echter ook buiten Bethlehem gekopieerd, ondermeer in de regio Lydd-Ramleh.

Borduurwerk werd zeker vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, en zeer waarschijnlijk daarvoor ook al, veel beoefend in Palestina (El Khalidi 1999: 31). In dit typische vrouwenwerk werd een meisje vanaf ongeveer haar zevende jaar onderwezen (Hasson 1997: 5, Weir 2006: 10). Als ze behendig genoeg was begon ze haar deel van haar uitzet te borduren. Dit kon maanden of jaren duren: niet alleen omdat het arbeidsintensief werk was dat naast dagelijkse werkzaamheden gedaan moest worden, maar ook omdat de prijzige borduurzijde soms alleen in kleine porties gekocht kon worden en zo telkens in stapjes verwerkt werd. Het deel van de uitzet dat door haar bruidegom werd betaald werd gemaakt door professionele borduursters. De kledingstukken die ze als bruid zou gaan dragen werden in de maat van de moeder gemaakt, in verwachting dat het meisje de stukken dan wel zou passen (Weir 2006: 10-11).

Voor sommige vrouwen was het borduren een manier om financieel onafhankelijk te zijn: als ze goed kon borduren en als haar familie haar als werkkracht kon missen was het mogelijk om zich toe te leggen op een carrière als borduurster. Sommigen van deze financieel onafhankelijke vrouwen bleven vervolgens ook ongetrouwd (Weir 2006: 13). Later, bij de opkomst van de toeristenmarkt begonnen ook mannen borduurwerk te produceren. Mannen werkten, in tegenstelling tot vrouwen, met naaimachines en produceerden enkel voor economische redenen in plaats vanuit het culturele uitganspunt waaruit veel van de vrouwen produceerden.

In grote lijnen zijn de stijlen van het borduursel in te delen in geografische regio’s, zoals in het geval van deze jurk de regio Lydd-Ramleh. Voor de meeste vrouwen spraken de jurken een duidelijke taal omdat zij zich hier veel mee bezig hielden maar voor mannen waren de boodschappen in de kleding juist meer omfloerst. De sociale identiteit van de vrouw, of ze bedoeïne was, of juist uit een dorp of een stad kwam, in welke tijd ze leefde, haar financiële situatie, welk soort activiteiten ze ondernam; deze zaken zijn allemaal terug te herleiden vanuit de grammatica van deze geborduurde kledingstukken (Weir 2006: 10).

Ook na de opkomst van machinaal geproduceerd borduurwerk in de 20e eeuw ging het dragen van geborduurde kleding in moderne vormen door. Door de stichting van de staat Israël in 1948 en de daarop volgende verspreiding van de Palestijnse bevolking over de diverse buurlanden kreeg het dragen en produceren van het borduurwerk een nieuwe -politieke- betekenis. In zowel de Palestijnse gebieden en Israël als de landen van de diaspora, zoals Libanon en Jordanië, zijn de geborduurde jurken symbool geworden van de Palestijnse identiteit (Weir 2006: 22, Rajab 1989: 105).

Roos Munk, 2016.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie