Volgens de conservator van het Surinaams Museum (Paramaribo), Dhr. L. van Putten (ook verbonden met objecten in deze collectie), is dit een rouwhoofddoek. De angisa behoort tot het traditionele...
Volgens de conservator van het Surinaams Museum (Paramaribo), Dhr. L. van Putten (ook verbonden met objecten in deze collectie), is dit een rouwhoofddoek. De angisa behoort tot het traditionele kostuum, de kotomisi van de Creoolse vrouw. Dit kostuum bestaat uit jaki, koto en angisa. De angisa wordt op verschillende wijzen gevouwen, waarbij de vouwwijze een bepaalde betekenis heeft, die bekend is aan 'insiders'. Met de hoofddoeken konden vrouwen hun gemoedstoestand aangeven. Er waren bijvoorbeeld doeken gevouwen als: pauw-tere (pauwestaart), boto-ede (boothoofd), lontoe ede (rond hoofd), deze was/is voor deftige gelegenheden en rouw. Doksi tere (eendestaart), low ede tai, vouwwijze voor rouw. Prois ede, vouwwijze voor bruiloften (prois = vermoedelijk prooi); een enkele keer ook moi moi, op 1 juli, Emancipatiedag. Is de angisa eenmaal gevouwen, dan wordt hij met speldjes vastgezet en zo bewaard als een soort muts. De doeken zijn ook altijd gesteven (met gomma, cassavestijfsel, of kaarsvet, tegenwoordig ook moderne stijfselsoorten). Ook al gaan Creoolse vrouwen veelal Europees gekleed, aan de traditionele hoofbedekking wordt vaak nog vastgehouden. Zo zijn er vrouwen in Europese jurk met hoofddoek, hetgeen palito wordt genoemd. Bij rouw werden de ogen bijna bedekt: diep in de ogen bij vader of moeder; hoger op het hoofd voor andere verwanten. Om de angisa goed te kunnen dragen wordt het haar op een speciale manier opgemaakt. Heeft een oudere vrouw te weinig haar, dan vouwt ze vaak eerst een doek om het hoofd. Hoe minder haar er onder een doek uitkwam, hoe netter de vrouw er uit zag. Heel bijzonder is de feestdracht met een hoofdbedekking van drie tot vier doeken, waardoor zes tot acht punten ontstaan. Bij verjaardagen dienen angisa's als decoratie tegen de muur, in manden (opgemaakt als bloemen, angisa ruiker of Bobeti). Als eerbewijs werden ze ook wel uitgespreid op de grond als loper. Als er een nieuwe doek op de markt komt, wordt voor de naamgeving advies gezocht waarna de doek wordt geopend, d.w.z. gedoopt. Er zijn o.a. de volgende naamgevingen te onderscheiden: a. doeken die teruggaan op een belangrijk feit in het wereldgebeuren b. oranje doeken c. doeken die hun naam danken aan een gebeurtenis in de stad d. spreuken of gezegden e. antwoorddoeken, signaaldoeken Volgens R.D. Simons droegen slavinnen uit Afrika alleen een pangi van blauwe stof die in Haarlem vervaardigd werd. Het bovenlijf was bloot. Derhalve ontwierpen de Hernhutters (volgens het verhaal) een kostuum voor de negervrouwen. Zo ontstond de koto (1959:9-12). Sommige vrouwen verzamelen deze hoofddoeken.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie