Kleding van de Marker dopeling - enkele onderdelen toegelicht

 
21 februari 2024
Streekdracht verzamelaar & docent beeldende vorming

Doopbauwtje, rode wolluur, navelbandje en doopluur. Dit zijn enkele onderdelen van de complexe Marker dracht voor een dopeling.

Totdat ik zelf enkele onderdelen van de doopkleding aan mijn eigen verzameling kon toevoegen wist ik er weinig van. Aan de hand van mijn eigen verzameling en objecten uit de collectie van het Nederlands Openluchtmuseum probeerde ik de Marker doopkleding iets minder abstract te maken en duidelijk te krijgen waar welke onderdelen horen en wat hun betekenis en functie is.

De verschillende onderdelen

De Marker dracht is zo complex dat er tot op de dag van vandaag nog geen volledig beschrijving is van de dracht in al haar verschijningsvormen. Als startpunt geeft het boek ‘Erfenis van eeuwen' van Cruys Voorbergh uit 1941 me enig inzicht in de Marker dracht en haar tradities. Daarnaast zijn er de aquarellen van Bing & Braet uit 1857. Tussen 1940 en 1950 maakte Jan Duyvetter, medewerker van het Nederlands Openluchtmuseum een reeks gouaches van de Marker dracht. Wanneer we kijken naar de aquarel van Bing & Braet van Marker doopouders met een dopeling zie ik een rode deken, een witte borstlap, een wit mutsje, een witte doek over het hoofd en een rood geruit doekje met akertjes. De gouache van Duyvetter laat bijna hetzelfde zien met het enige verschil dat de deken hier van sits is.

Afb. 1: Marken, Valentijn Bing & Jan Braet van Überfeldt 1875, pr.18586, NOM

Afb. 2: Vrouw met dopeling, Jan Duyvetter, pr.19267, NOM

Er zijn veldwerk rapporten die in 1943 zijn opgetekend door medewerkers van het Nederlands Openluchtmuseum. Deze geven meer uitsluitsel over de verschillende onderdelen van de doopkleding en de juiste wijze van dragen. De volgende onderdelen worden door hen beschreven:

  • Het navelbandje
  • Het hemdje
  • Het onderborsikkie
  • De luier
  • Het onderdekentje
  • De zwachtel
  • Het borsikkie
  • Het doekje

Aan de hand van deze veldwerk rapporten kon ik de objecten in mijn verzameling duiden en kwam ik tot de conclusie dat het om diverse navelbandjes, een doopbauwtje, de schorteldoek en een rode wolluur en belegsel gaat. Het ander vermoede doopkledingstuk komt niet voor in het bovenstaande lijstje. Hierover later meer.

Het naveldoekje en navelbandje

Een wit vierkant linnen doekje voorzien van een zwarte gefestonneerde rand en initialen dient als drukband op het naveltje van de baby. Dit doekje wordt in vieren gevouwen voordat het op het naveltje wordt gelegd. Hierover komt  het navelbandje. Dit is een rechthoekig stuk linnen dat ook met zwart is gefestonneerd. Hierop zijn aan beide zijden in zwarte prentletters de initialen van vader en moeder geborduurd. In dit geval KP – MK.

Het navelbandje komt over het in vieren gevouwen doekje en wordt om de baby gewikkeld en vastgespeld met vijf spelden op de buik. Het tweede navelbandje is veel eenvoudiger en hier ontbreekt de gefestonneerd rand. Wel zien we de initialen PP – MK in zwart geborduurd.  Ook deze hoort bij de doopkleding. Navelbandjes die met zwart garen zijn gefestonneerd en geborduurd horen bij het doopgoed. Voor dagelijks gebruik is het gebruikte garen rood.

Afb. 3: Navelbandjes en doekje, collectie auteur

Afb. 4: Doopbauw voorzijde, collectie auteur

Af. 5: Doopbauw achterzijde, collectie auteur

Het doopbauwtje

Het pronkstuk van de doopkleding is het zogenoemde doopbauwtje. Dit is een linnen rechthoek rijk geborduurd in verschillende decoratieve steken en figuurtjes in zwarte borduurzijde. Dit doopbauwtje wordt door middel van de lussen en strikbandjes op de borst vastgestrikt. Deze bauwen zijn vaak generaties oud en worden alleen voor de doopplechtigheid voor de dag gehaald. Het zijn ware kunstwerkjes van huisvlijt en laten de fantasie en kundigheid van de maakster zien.

Na het borduren van de verschillende randversieringen kan het bauwtje onderverdeeld worden in 2 of 4 vlakken. Mijn exemplaar is onderverdeeld in vier vakken. De  bovenste vakken laten twee mensfiguurtjes met een dier zien. In de onderste twee vakken zien we een pauw.

Voor het borduurwerk is er gebruik gemaakt van Spaanse oogjes, krulletjes en haakjes. Deze zijn typisch voor het Marker borduurwerk. Ze zorgen voor een vol en rijk effect. Bijzonder aan dit exemplaar is dat er op de achterzijde een datering staat geflankeerd door de initialen van de ouders, AK 1849 MC. Naar mijn weten is dit uniek omdat er normaliter alleen een huismerk aangebracht is op de achterzijde.

Afb. 6: Rode wolluur, K.498 – 43 NOM

Afb. 7: Detail initialen rode wolluur, collectie auteur

Afb. 8: Rode wolluur met het belegsel, collectie auteur

De rode wolluur en het belegsel

De rode wolluur is een grote rechthoekige lap rode baai die aan de boven- en onderkant omzoomd is met rood wollen koor. Doordat de zelfkant van de stof aan de zijkanten zit is het wollen koor alleen aan de onderzijde en de bovenzijde en hoeken aangebracht. Aan de bovenkant van de wolluur zitten twee lussen van wollen koor. Wat de functie van deze lussen is weet niemand meer.

Wel is het belangrijk dat deze lussen uiteindelijk goed zichtbaar zijn wanneer het kind volledig is ingepakt. Aan de bovenkant van de wolluur zien we in het midden geborduurd in geel de initialen van de doopouders. In dit geval YP – GK. Deze letters blijven aan de buitenkant zichtbaar wanneer het kind op de arm wordt gedragen. In de binnenkant van de wolluur wordt het linnen belegsel vastgespeld. Deze rechthoekige linnen doek is omgezoomd en aan de bovenkant en rondom beide bovenhoeken is een smalle kantrand gezet.

In de twee bovenhoeken vinden we de initialen van de ouders. In rode zijde PI – IK en bovenaan in het midden is een figuurtje van Spaanse oogjes geborduurd. Dit belegsel wordt vastgespeld zodat het eenvoudig verwijderd kan worden om te worden gewassen. De rode wolluur zagen we op de aquarel van Valentijn & Bing maar niet op de gouache van Duyvetter. Hier zien we een sitsen deken. De sitsen deken was de gangbare doopdeken op Marken. Wanneer een familie deze niet bezat werd een rode wolluur gebruikt. Dit gold ook wanneer de familie van de dopeling in de rouw was.

Afb. 9: Bakerkind, Jan Duyvetter, N.34731.10 NOM

Afb. 10: Schorteldoek, collectie auteur

Afb. 11: Dopeling, Jan Duyvetter, AA 185533 NOM

De schorteldoek

Het kledingstuk dat niet alleen gebruikt wordt bij  de doopkleding maar ook onderdeel is van het bakergoed is de schorteldoek. Deze bestaat uit twee stukken linnen aan elkaar verbonden door een kanten tussenzetsel en versierde randen van sneewerk. Aan de bovenrand van de schorteldoek is een smal kantrandje gezet. In de hoeken naast het kanten tussenzetsel staan de initialen van beide doopouders. In dit geval staat er in rode zijde DI – SP. Tijdens het aankleden van het bakerkind of dopeling wordt er onder het kanten tussenzetsel een rode lap baai gelegd waardoor het motief in het kant beter tot zijn recht komt. Deze rode baaien lap wordt een blinker genoemd.

De schorteldoek wordt over de onderdeken en zwachtel gedragen en wordt zo bevestigd dat de bovenrand precies aansluit op de onderkant van het bauwtje. Kijkend naar Duyvetters gouache van een bakerkind zien we nog net de bovenrand van de schorteldoek onder het witte bauwtje. Op Duyvetters onafgemaakt gouache van een dopeling zien we de schorteldoek zitten over de onderdeken en onder de rode wolluur. Wanneer de rode wolluur dicht gespeld is zullen we ook hier nog maar een klein stukje van de kanten bovenrand zien onder het doopbauwtje.

Afb. 12: Vader met dopeling, Jan Duyvetter, PR.19278, NOM

Afb. 13: Detail van de damasten doek, collectie auteur

Afb. 14: Friese letter met Spaanse oogjes

Het raadsel van een damasten lap met initialen

Aan het begin beschreef ik een object dat ik niet terug kon vinden in de lijst met kledingstukken voor de dopeling. Het gaat hier om een rechthoekige lap wit gebloemd damast van 72cm bij 62cm. In het midden onderaan deze doek staan met zwart zijde geborduurd, in een kader van Spaanse oogjes de initialen van de (doop) ouders in Friese letters. Aangezien deze letters ook in het zwart zijn geborduurd vermoede ik dat het hier ging om een object dat behoort tot de doopkleding.

Na lang zoeken en het bekijken van diverse tekeningen en prenten meende ik dat ik het raadsel had opgelost. Op de gouache van een bakerkind gemaakt door Duyvetter zag ik over de rode deken een witte doek met zwarte initialen in een kader. Het verschil tussen mijn doek en die op de gouache is alleen dat op mijn doek de initialen onderaan staan in plaats van bovenaan. In het veldwerk rapport uit 1943 vond ik deze damasten doek terug als een ‘witte mooie luier’. Het gaat hierbij om een vierkante wit damasten doek van 65cm bij 65cm met daarop in een kader van Spaanse oogjes de initialen van de ouders.

Aangezien mijn doek niet vierkant is en de initialen aan de onderkant heeft ging de zoektocht verder. Al scrollend door de gouaches van Duyvetter stuitte ik op een gouache met de titel ‘man met dopeling in ruigje’. Op deze gouache zag ik een wit damasten doek met in zwart geborduurd intialen in een kader van Spaanse oogjes. Zoekend in het veldwerkrapport uit 1943 vond ik een omschrijving van de dopeling in het ruigje. In deze beschrijving wordt een wit damasten doek beschreven zonder specifieke afmeting.

Deze damasten doek dient als afsluiting van het ruigje. Het ruigje is de rode wollen onderrok waarin het kindje wordt verpakt wanneer de doopouders buiten de kerkbuurt op Marken wonen. Ter bescherming tegen de kou en wind wordt de dopeling in het ruigje verpakt en zo naar de kerkbuurt (de buurt waar de kerk staat) gebracht. Als afsluiting aan de bovenkant wordt hier de wit damasten doek gebruikt die met zwarte initialen is geborduurd. Belangrijk is dat deze initialen precies voor het gezicht van de dopeling zitten. De rest van de doek wordt weggestopt onder de rand van het ruigje.

Dat mijn damasten doek gebruikt zou zijn als doek in het ruigje leek mij aannemelijk aangezien de mijne de initialen onderaan heeft staan en niet het omschreven vierkante formaat heeft van de ‘mooie witte luier’. Om zeker van te zijn heb ik contact gezocht met het Marker Museum. De medewerkers van het museum gaven mij het uitsluitsel dat het inderdaad ging om de wit damasten doek voor in het ruigje.

Met het uitsluitsel dat het daadwerkelijk gaat om de damasten doek voor in het ruigje zijn alle onderdelen van de Marker kleding voor een dopeling in mijn verzameling bekend en beschreven. Op mijn zoektocht naar de informatie over de verschillende objecten is de Marker dracht voor de dopeling voor mij iets minder complex geworden en begrijp ik de verschillende stadia waaruit dit kostuum bestaat. Het is mij daarnaast ook duidelijk dat de objecten die ik beschreven heb maar een summier gedeelte zijn van het volledige doopkostuum. Wanneer ik meer onderdelen aan mijn verzameling toevoeg dan geef ik dit onderzoek een vervolg. 

 

Literatuur:

Veldwerkrapport ‘Het kindje ter doop’, 1943, Nederlands Openluchtmuseum Arnhem

Veldwerkrapport ‘Het kind in de baker’ 1943, Nederlands Openluchtmuseum Arnhem

‘De handwerken van het eiland Marken’, M. van Hemert,1978, Nederlands Openluchtmuseum Arnhem

Categorie: 

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie