Jonge vrouw in protestantse Zuid-Bevelandse streekdracht. Ze is gekleed in de zondagse dracht. Onder de kanten muts draagt ze een ondermuts met een oorijzer. Boven de gouden 'stikken' (de...
Jonge vrouw in protestantse Zuid-Bevelandse streekdracht. Ze is gekleed in de zondagse dracht. Onder de kanten muts draagt ze een ondermuts met een oorijzer. Boven de gouden 'stikken' (de vierkante oorijzeruiteinden) zijn twee paar mutsenspelden in de ondermuts gestoken. Vooraan zit een paar zogenoemde kroonspelden van cantillewerk. Vergelijkbare spelden werden ook op Walcheren gedragen, waar ze 'bijenkorfspelden' werden genoemd. Achter de kroonspelden is een paar zogenoemde bolspelden te zien. Deze bolspelden raakten bij protestantse vrouwen vanaf omstreeks 1910 uit de mode. Om haar hals draagt de vrouw een halssnoer met zes strengen kralen en een sluiting aan de achterzijde. Ze draagt het haar in een lok boven het voorhoofd. Later zijn het met name katholieke vrouwen die hun haar op deze wijze dragen. De protestantse vrouwen dragen hun haar dan in een rol.
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie