Lokkesnoor

 

Het lokkesnoor is een onderdeel van de hoofdbedekking van zowel de gehuwde als van de ongehuwde vrouw. De haardracht en hoofdbedekking van de gehuwde en ongehuwde vrouw, "it wivehead" en "it...

Objectnummer
005836
Instelling
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Periode
1775 - 1825
Credits
Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Herkomst
aankoop 1956-10-12

Het lokkesnoor is een onderdeel van de hoofdbedekking van zowel de gehuwde als van de ongehuwde vrouw. De haardracht en hoofdbedekking van de gehuwde en ongehuwde vrouw, "it wivehead" en "it faenehead", liep echter sterk uiteen. "Wivehead" - haar in 2 vlechten doorvlochten met wollen band: de stroep. Deze 2 vlechten met wit linnen lint gemaakt tot 1 nieuwe vlecht, deze vlecht opgerold boven het voorhoofd gelegd. Rondom dit kapsel werd een witte haarband gespannen (lokkesnoor). Vanboven bedekt met flip (driehoekig doekje), daarover lokkesnoor-lint. Over dit alles kwam de foarflechter cylindervormig tonnetje, van binnen rode baai. Een fijn batisten doekje liet rode baai doorschemeren(strupmutse). Als laatste de zondoek. Uit naam en het gebruik zou men afleiden, dat het oorspronkelijkeen doek betrof die tegen de felle zonneschijn moest beschermen. "Faenehead" - tot aan het lokkesnoor hetzelfde maar alles lag nu iets meer naar het midden van het hoofd. In plaats van flip en witte ondermuts waarover het lokkesnoorlint kwam. Bonte muts, dan de zondoek die anders aangebracht werd dan bij het "Wivehead". Het lokkesnoor bestaat uit een 8.5 cm brede en 50 cm lange strook dubbelgenomen witte katoen, aan weerszijden een stukje wit katoenen keperband, in het midden is een 107 cm lange "vlecht" genaaid bestaande uit met wit linnen band omvlochten touw (techniek coilen), gedragen door getrouwde vrouw. Het lokkesnoor is een onderdeel van de hoofdbedekking van zowel de gehuwde als van de ongehuwde vrouw. De haardracht en hoofdbedekking van de gehuwde en ongehuwde vrouw, "it wivehead" en "it faenehead", liep echter sterk uiteen. "Wivehead" - haar in 2 vlechten doorvlochten met wollen band: de stroep. Deze 2 vlechten met wit linnen lint gemaakt tot 1 nieuwe vlecht, deze vlecht opgerold boven het voorhoofd gelegd. Rondom dit kapsel werd een witte haarband gespannen (lokkesnoor). Vanboven bedekt met flip (driehoekig doekje), daarover lokkesnoor-lint. Over dit alles kwam de foarflechter cylindervormig tonnetje, van binnen rode baai. Een fijn batisten doekje liet rode baai doorschemeren(strupmutse). Als laatste de zondoek. Uit naam en het gebruik zou men afleiden, dat het oorspronkelijkeen doek betrof die tegen de felle zonneschijn moest beschermen. "Faenehead" - tot aan het lokkesnoor hetzelfde maar alles lag nu iets meer naar het midden van het hoofd. In plaats van flip en witte ondermuts waarover het lokkesnoorlint kwam. Bonte muts, dan de zondoek die anders aangebracht werd dan bij het "Wivehead".

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie