Van een zonnebril tot de juiste schoenen: accessoires* zijn al eeuwenlang een essentieel onderdeel van een outfit. Accessoires kunnen praktisch bijdragen aan een outfit door je te beschermen, zoals een hoed of paraplu tegen de regen. Maar ze kunnen nog veel meer betekenen. Misschien nog wel meer dan kleding geven accessoires uiting aan de sociale status van de drager of draagster.
De keuze voor accessoires laat bijvoorbeeld zien of je de mode volgt, bij een groep hoort of dat je juist onderscheidend wilt zijn. Net als bij kleding veranderen de vorm en het gebruik van accessoires door de jaren heen. Naast het modieuze aspect spelen etiquetteregels ook een rol bij accessoires.
De meeste accessoires dienen een praktisch doel op een bepaald moment van de dag. De accessoires in de tentoonstelling Accessories are a Girl’s Best Friend, momenteel te zien in Tassenmuseum Hendrikje, zijn daarom geordend naar het dagdeel waarop ze gebruikt worden. De accessoires komen uit de periode 1700-1950 en zijn met name door de rijke bovenlaag van de samenleving gedragen. In deze driedelige blogpost serie wordt elk dagdeel behandeld, natuurlijk beginnende met de ochtend…
De tentoonstelling is tot stand gekomen dankzij een genereus bruikleen uit de kostuumcollectie van het Rijksmuseum Amsterdam.
*Het woord accessoires wordt sinds de 19de eeuw gebruikt voor alle losse voorwerpen die een outfit complementeren, zoals hoeden, tassen, waaiers en wandelstokken.
Nog altijd het meest informele deel van de dag: de ochtend. Na het opstaan deed je je ochtendkleding aan, kleding die wat losser zat dan je normale kleding. In deze kleding at je een ontbijt, regelde je de correspondentie of las je een boek. Anderen zagen je in principe niet in deze kleding. Ochtendkleding was niet een specifieke mode, maar refereert aan het tijdstip waarop het werd gedragen. Het moest comfortabel zijn.
Bij dit tijdstip horen ook specifieke accessoires zoals huismutsen, mitaines en huisschoenen of muiltjes. Mannen droegen in de 18e eeuw vaak een Japonse rok als huiskleding met een muts en schoenen. In de 19e eeuw werd het gebruikelijk voor dames om vriendinnen te ontvangen in een informele theejapon (teagown). Juist kleding waarin je niets hoefde te doen gaf je hoge sociale status aan.
Als getrouwde vrouw droeg je vaak ook een muts binnenshuis. In de ochtend had het als voordeel dat je je haar niet gelijk hoefde te doen, maar pas als je volledig gekleed was. In de jaren ’20 en jaren ’30 (van de 20ste eeuw) werd een huismuts ook wel een boudoirmuts genoemd. Ook mannen droeg binnenshuis vaak een muts. In de 17de en 18de eeuw werd de pruik buitenshuis gedragen maar eenmaal thuis werd de pruik vaak afgezet.
In de 17de, 18de en een groot deel van de 19de eeuw waren de rokken en onderrokken zo wijd dat het gemakkelijk was om daaronder één of meer losse zakken, de dijzakken, te dragen. Vrouwen bewaarden daarin hun persoonlijke bezittingen, zoals hun beurs, portefeuille, zakdoek, snuifdoos, naaigerei en sleutels. De dijzak is een lange rechthoekige of peervormige zak, met een split in het midden. Aan de bovenkant van de dijzak zat een lint waarmee ze om het middel gebonden werden. Meestal werden de dijzakken gedragen als paar aan beide zijden van het lichaam, hangend langs de dij.
De zakken werden op de bovenste van verschillende onderrokken gedragen, met de japon of rok eroverheen. Via een split in de zijkant van de japon of rok waren de dijzakken bereikbaar. De meeste dijzakken werden gemaakt van stevig linnen of katoen. Ondanks dat ze niet zichtbaar waren voor anderen, werden ze vaak versierd met fraai borduurwerk.
De gevlamde stoffen op deze muiltjes en dijzakken werden in de 17de eeuw Point de la Chine en Point d’Hongrie genoemd. Hoewel het Point d’Hongrie heet komt de stof niet uit Hongarije maar uit Florence, Italië. Doorgaans werd de Point d’Hongrie gemaakt van kostbare wol, maar nog kostbaarder waren Point d’ Hongrie stoffen gemaakt van zijde. Point d’Hongrie kan zowel geweven als geborduurd zijn. Point d’Hongrie werd gebruikt in interieurstoffen zoals stoelbekleding, maar ook voor accessoires die minder zichtbaar waren zoals dijzakken en schoenen.
Voor het dagelijkse gebruik binnenshuis droegen rijke vrouwen muiltjes van zijde of fluweel, als een vereenvoudigde versie van de schoen die in de mode was. Vaak zat er een klein hakje onder. Net als bij gewone schoenen was er geen verschil tussen links en rechts. Het idee was om zo symmetrisch mogelijk te lijken. Zo komt er pas begin 20ste eeuw onderscheid tussen links en rechts in schoenen. Tot die tijd was het advies de linker- en rechterschoen zoveel mogelijk af te wisselen, zodat de schoen zich niet naar de voet zou vormen.
Halsbedekkingen als kragen en fichu’s werden gedragen om de draagster warmte mee te geven, maar ook om er netjes uit te zien. Ze waren vaak wit en uitgebreid versierd. Afhankelijk van de mode kon een kraag heel groot zijn, zoals een molensteenkraag, of bescheiden zoals een Peter Pankraag. Het voordeel van een losse kraag is dat de kraag los van de japon gewassen kon worden. De kleding hoefde dan minder vaak gewassen te worden, als je kraag maar schoon was.
Mitaines zijn vingerloze handschoenen die over de onderarmen en hand werden gedragen. Ze werden gemaakt van dunne breikatoen of genaaid van zijde stoffen. Voor de gebreide mitaines werden allerlei bijzondere breipatronen gebruikt, zoals ajourbreiwerk, om de mitaines zo mooi mogelijk te maken. Mitaines werden niet alleen binnen voor de warmte gebruikt maar ook om te zorgen dat je huid buiten blank bleef.
De tentoonstelling Accessories are a Girl’s Best Friend is nog tot en met 28 januari 2018 te zien in Tassenmuseum Hendrikje!
Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Reactie